Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- ontrafelen:
-
Wiktionary:
- ontrafelen → desenmarañar, desenredar, deshilar, desatar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontrafelen (Nederlands) in het Spaans
ontrafelen:
-
ontrafelen (oplossen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen)
resolver; solucionar; disolver; desleír; descifrar; desenredar; disolverse; desembrollar; desenmarañar-
resolver werkwoord
-
solucionar werkwoord
-
disolver werkwoord
-
desleír werkwoord
-
descifrar werkwoord
-
desenredar werkwoord
-
disolverse werkwoord
-
desembrollar werkwoord
-
desenmarañar werkwoord
-
-
ontrafelen (ontwarren; uitzoeken; uitpluizen; ontraadselen; uitrafelen; uitvezelen)
investigar; averiguar; desenredar; desmenuzar; resolver; deshilachar; destejer; deshacer; descifrar; deshilar-
investigar werkwoord
-
averiguar werkwoord
-
desenredar werkwoord
-
desmenuzar werkwoord
-
resolver werkwoord
-
deshilachar werkwoord
-
destejer werkwoord
-
deshacer werkwoord
-
descifrar werkwoord
-
deshilar werkwoord
-
-
ontrafelen (uit de war halen; uit elkaar halen; ontwarren)
disolver; desmontar; desenredar; deshilar; deshilachar; desleír; desenmarañar-
disolver werkwoord
-
desmontar werkwoord
-
desenredar werkwoord
-
deshilar werkwoord
-
deshilachar werkwoord
-
desleír werkwoord
-
desenmarañar werkwoord
-
Conjugations for ontrafelen:
o.t.t.
- ontrafel
- ontrafelt
- ontrafelt
- ontrafelen
- ontrafelen
- ontrafelen
o.v.t.
- ontrafelde
- ontrafelde
- ontrafelde
- ontrafelden
- ontrafelden
- ontrafelden
v.t.t.
- heb ontrafeld
- hebt ontrafeld
- heeft ontrafeld
- hebben ontrafeld
- hebben ontrafeld
- hebben ontrafeld
v.v.t.
- had ontrafeld
- had ontrafeld
- had ontrafeld
- hadden ontrafeld
- hadden ontrafeld
- hadden ontrafeld
o.t.t.t.
- zal ontrafelen
- zult ontrafelen
- zal ontrafelen
- zullen ontrafelen
- zullen ontrafelen
- zullen ontrafelen
o.v.t.t.
- zou ontrafelen
- zou ontrafelen
- zou ontrafelen
- zouden ontrafelen
- zouden ontrafelen
- zouden ontrafelen
en verder
- is ontrafeld
- zijn ontrafeld
diversen
- ontrafel!
- ontrafelt!
- ontrafeld
- ontrafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontrafelen:
Wiktionary: ontrafelen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontrafelen | → desenmarañar; desenredar; deshilar | ↔ unravel — to separate the threads (of) |
• ontrafelen | → desatar | ↔ untie — to resolve |
Computer vertaling door derden: