Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. onpasselijkheid:
  2. onpasselijk:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onpasselijkheid (Nederlands) in het Spaans

onpasselijkheid:

onpasselijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de onpasselijkheid (misselijkheid; ongesteldheid)
    el mareo; la náuseas
    • mareo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • náuseas [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor onpasselijkheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mareo misselijkheid; ongesteldheid; onpasselijkheid duizeligheid; dun zijn; luchtziekte; magerheid; magerte; wagenziekte; zeeziekte
náuseas misselijkheid; ongesteldheid; onpasselijkheid afgrijzen; gruwen; walging; weerzin

Verwante woorden van "onpasselijkheid":


onpasselijkheid vorm van onpasselijk:

onpasselijk bijvoeglijk naamwoord

  1. onpasselijk (misselijk; naar; onwel)
    mareado; mal
    • mareado bijvoeglijk naamwoord
    • mal bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor onpasselijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mal bezwaar; demon; duivel; grief; het klagen; klacht; kwaad; kwaal; ongemak; ongerief; satan; slepende ziekte; stoornis
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mal misselijk; naar; onpasselijk; onwel aan een ziekte lijdend; averechts; boos; furieus; gemeen; kwaad; kwaadwillig; met slechte intentie; min; nijdig; razend; satanisch; scheefgegroeid; slecht; spinnijdig; toornig; vals; verkeerd; vertoornd; woest; ziedend; ziek
mareado misselijk; naar; onpasselijk; onwel akelig; beroerd; doodziek; draaierig; duizelig; ellendig; erg ziek; naar; ongezond; spuugmisselijk; spuugzat; treinziek; wagenziek; zeeziek; ziekjes

Verwante woorden van "onpasselijk":