Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- oneffenheid:
- oneffen:
-
Wiktionary:
- oneffenheid → aspereza, asperidad
- oneffen → desigual, accidentado
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor oneffenheid (Nederlands) in het Spaans
oneffenheid:
-
de oneffenheid (hobbeligheid; ruwheid)
-
de oneffenheid (hobbel; bobbel; ongelijkheid)
Vertaal Matrix voor oneffenheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
desigualdad | bobbel; hobbel; hobbeligheid; oneffenheid; ongelijkheid; ruwheid | bochel; bult; hobbel; hobbeling; uit de hoogte doen; verhevenheid |
desnivel | bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid | hoogteverschil; niveauverschil |
hirsutismo | hobbeligheid; oneffenheid; ruwheid | borsteligheid |
irregularidad | bobbel; hobbel; hobbeligheid; oneffenheid; ongelijkheid; ruwheid | grilligheid; het onregelmatig-zijn; luimigheid; ongeregeldheid; onregelmatigheid; wispelturigheid |
rugosidad | hobbeligheid; oneffenheid; ruwheid | borsteligheid; grofheid; ruigheid; ruw van makelij |
Verwante woorden van "oneffenheid":
Wiktionary: oneffenheid
oneffen:
-
oneffen (hobbelig; ongelijkmatig)
desigual; áspero; accidentado; escabroso-
desigual bijvoeglijk naamwoord
-
áspero bijvoeglijk naamwoord
-
accidentado bijvoeglijk naamwoord
-
escabroso bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor oneffen:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accidentado | hobbelig; oneffen; ongelijkmatig | geaccidenteerd; heuvelachtig; heuvelig |
desigual | hobbelig; oneffen; ongelijkmatig | bobbelig; bultig; hobbelig; niet naar verhouding; onevenredig; uiteenlopende |
escabroso | hobbelig; oneffen; ongelijkmatig | argwaan opwekkend; obsceen; scabreus; schuin; verdacht; vies; vunzig; zedeloos |
áspero | hobbelig; oneffen; ongelijkmatig | bits; doordringend; geaccidenteerd; gevat; hees; indringend; kattig; koppig; onvriendelijk; onwillig; pinnig; puntig; ruige; schel klinkend; scherp; scherp gepunt; scherpzinnig; schofterig; schor; schrander; slim; snauwerig; snedig; snibbig; spinnig; tegendraads; uitgeslapen; vinnig; vlijmend; vlijmscherp; week; weerbarstig; weerspannig; zwak |