Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
virgen
|
|
maagd
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
casto
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; vlekkeloos; zuiver
|
gekuist; kuis; net; rein; schoon
|
cándido
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
als een kind; argeloos; goedgelovig; lichtgelovig; naief; naïef; ongeveinsd; onnozel; onschuldig; oprecht; schuldeloos; schuldloos
|
decente
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
beschaafd; betamelijk; correct; decent; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwekkend; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; gepast; geschikt; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; kies; manierlijk; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; proper; respectabel; schoon; sec; tof; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zedig; zindelijk
|
inmaculado
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; vlekkeloos; zuiver
|
bacteriënvrij; gekuist; hygienisch; kiemvrij; kuis; net; onbesmet; onbezoedeld; rein; schoon; vrij van ziektekiemen; zuiver
|
inocente
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; vlekkeloos; zuiver
|
als een kind; argeloos; gevaarloos; naief; natuurlijk; naïef; ongedwongen; ongekunsteld; ongevaarlijk; onnozel; onschadelijk; onschuldig; schuldeloos; schuldloos
|
limpio
|
onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos
|
fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; hygienisch; keurig; kuis; net; netjes; onbesmet; onvermengd; onversneden; ordentelijk; proper; pure; rein; schoon; sec; zindelijk; zorgvuldig; zuiver; zuivere
|
pulcro
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
correct; fatsoenlijk; keurig; kuis; net; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; rein; schoon; sec
|
puro
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; vlekkeloos; zuiver
|
baarlijk; blank; echt; eerlijk; fideel; gaaf; gewoonweg; klinkklaar; kuis; louter; maagdelijk; net; onaangeraakt; onbesmet; onbewimpeld; onbezwaard; ongelakt; ongerept; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onvervalst; onzinnig; openhartig; oprecht; pure; puur; rechttoe; rein; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; schoon; trouwhartig; virginaal; zuiver; zuivere
|
virgen
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
gaaf; maagdelijk; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; ongerept; onverzwakt; puur; virginaal; zuiver
|