Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
infinito
|
|
eeuwige leven; eeuwigheid; eindeloosheid; eindeloze duur; oneindigheid
|
vago
|
|
arbeidsschuw; flierefluiter; klooier; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; luiaard; luilak; luiwammes; slampamper
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
indeterminado
|
onbepaald
|
afgedempt; gedempt; niet duidelijk; niet helder; onbestemd; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag
|
libre
|
onbepaald
|
bandeloos; beschikbaar; beschikbare; disponibel; facultatief; in vrijheid; ledig; leeg; losbandig; niet verplicht; onbegrensd; onbelemmerd; onbeperkt; onbezet; ongebonden; ongebreideld; ongelimiteerd; vacant; vrij
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
confuso
|
onbepaald
|
achterlijk; bedeesd; beduusd; beschroomd; beteuterd; bleu; diffuus; flauw; geestelijk verward; gek; geschift; geschokt; gestoord; getroffen; idioot; idioterig; in de war; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; mistig; nevelachtig; niet doorzichtig; niet duidelijk; niet goed snik; niet helder; ondersteboven; ondoorzichtig; onduidelijk; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; paf; perplex; schroomvallig; schuchter; stupide; timide; troebel; vaag; vaag waarneembaar; vagelijk; van streek; verlegen; verward; wazig; wollig; zot
|
impreciso
|
onbepaald
|
niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onnauwkeurig; onzorgvuldig; troebel; vaag
|
incalculable
|
onbepaald
|
chagrijnig; gemelijk; humeurig; immens; knorrig; legio; niet duidelijk; niet helder; nukkig; nurks; onbetaalbaar; onduidelijk; onhelder; onklaar; onmeetbaar; onmetelijk; onoverzienbaar; onschatbaar; ontelbaar; ontzaglijk; sikkeneurig; slecht gehumeurd; talloos; troebel; vaag
|
inconmensurable
|
onbepaald
|
enorm; gigantisch; heel groot; immens; kolossaal; onafzienbaar; ongelimiteerd; onmeetbaar; onmetelijk; onoverzienbaar; ontzaglijk; reusachtig
|
indefinido
|
onbepaald
|
flauw; mistig; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; niet zeker; onbestemd; onduidelijk; ongewis; onhelder; onklaar; onvast; troebel; vaag; vagelijk; wazig
|
infinito
|
onbepaald
|
grenzeloos; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; ongelimiteerd; onhelder; onklaar; peilloos; richtingloos; troebel; vaag
|
poco claro
|
onbepaald
|
niet doorzichtig; ondoorzichtig; onduidelijk; onoverzichtelijk; wollig
|
sin confines
|
onbepaald
|
ongelimiteerd
|
sin limitaciones
|
onbepaald
|
onbegrensd; onbeperkt; ongelimiteerd
|
sin limites
|
onbepaald
|
extravagant; ongelimiteerd; onmatig; overmatig
|
sin límites
|
onbepaald
|
grenzeloos; onbegrensd; onbeperkt; ongelimiteerd
|
sin obstáculos
|
onbepaald
|
onbegrensd; onbelemmerd; onbeperkt; ongelimiteerd
|
sin restricciones
|
onbepaald
|
onbegrensd; onbeperkt; ongelimiteerd
|
sin trabas
|
onbepaald
|
onbegrensd; onbelemmerd; onbeperkt; onbewimpeld; ongehinderd; ongelimiteerd; ongemoeid; ongestoord; onomwonden; onverholen; onverstoord; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit
|
vago
|
onbepaald
|
beneveld; bleek; dreigend; duister; eng; flauw; flets; heiig; huiveringwekkend; louche; luguber; lui; mistig; nevelachtig; nevelig; niet doorzichtig; niet duidelijk; niet helder; niet zeker; niets doend; onbestemd; onbetrouwbaar; ondoorzichtig; onduidelijk; ongewis; onguur; onheilspellend; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; onvast; schemerig; schimmig; sinister; troebel; vaag; vagelijk; verdacht; verschoten; wazig; wollig
|