Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omvallen (Nederlands) in het Spaans
omvallen:
-
omvallen (omvervallen; omrollen)
Conjugations for omvallen:
o.t.t.
- val om
- valt om
- valt om
- vallen om
- vallen om
- vallen om
o.v.t.
- viel om
- viel om
- viel om
- vielen om
- vielen om
- vielen om
v.t.t.
- ben omgevallen
- bent omgevallen
- is omgevallen
- zijn omgevallen
- zijn omgevallen
- zijn omgevallen
v.v.t.
- was omgevallen
- was omgevallen
- was omgevallen
- waren omgevallen
- waren omgevallen
- waren omgevallen
o.t.t.t.
- zal omvallen
- zult omvallen
- zal omvallen
- zullen omvallen
- zullen omvallen
- zullen omvallen
o.v.t.t.
- zou omvallen
- zou omvallen
- zou omvallen
- zouden omvallen
- zouden omvallen
- zouden omvallen
diversen
- val om!
- valt om!
- omgevallen
- omvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor omvallen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
voltear | tuimelen; vallen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
caer | omrollen; omvallen; omvervallen | afleggen; afzien van rechtsvervolging; bezwijken; breken; buitelen; doodgaan; duikelen; heengaan; het onderspit delven; inslapen; kapot gaan; kelderen; omkomen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; seponeren; sneuvelen; sodemieteren; sterven; strijd verliezen; stuk gaan; ten onder gaan; ten val komen; tenondergaan; vallen; vergaan; wegvallen; zakken |
voltear | omrollen; omvallen; omvervallen | dompen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omklappen; omrollen; omver kiepen; omwentelen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; spiegelen; ten val komen; tuimelen; vallen |