Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arrojar
|
|
gesmijt
|
derribar
|
|
doodschieten; neerleggen; neerschieten
|
lanzar
|
|
gesmijt; omhoog werpen; opwerpen
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arrojar
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
afsmijten; afwerpen; begeleiden; braken; deinen; deponeren; golven; keilen; kotsen; kwakken; leiden; meevoeren; met de hand groeten; naar beneden gooien; neergooien; neerkwakken; neerleggen; omwisselen; op de grond gooien; overgeven; smakken; smijten; spugen; uitbraken; uitgooien; uitwerpen; voeren; vomeren; wankelen; weggooien; wegsmijten; wisselen; zwaaien
|
arrojar al suelo
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
naar beneden gooien; neergooien; op de grond gooien; smijten
|
dar bandazos
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
deinen; golven; met de hand groeten; omwisselen; slippen; smijten; uitglijden; wiegelen; wisselen; zwaaien
|
derribar
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
afbreken; begeven; bomen kappen; breken; deponeren; dompen; flippen; hakken; houwen; iets afbreken; inhakken; inhouwen; kantelen; kappen; kiepen; leggen; neerhalen; neerleggen; neersabelen; neerschieten; neerslaan; neerzetten; omduwen; omgooien; omhakken; omkiepen; omkieperen; omslaan; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverhalen; omverrukken; omverstoten; omvertrekken; omverwerpen; omwerpen; onderuit halen; onderuithalen; overhoopschieten; plaatsen; ruineren; slopen; smijten; stationeren; ten val brengen; uit elkaar halen; uitgommen; uitroeien; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vellen; vernielen; vernietigen; verwoesten; vlakken; vloeren; wegvagen; wegvegen; wippen; wissen; zetten
|
lanzar
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; afschieten; afsmijten; afvuren; afwerpen; afzien van rechtsvervolging; entameren; gesprek aanknopen; jonassen; kwakken; lanceren; laten zien; naar voren brengen; neerkwakken; omhooggooien; op de markt brengen; openen; opgooien; opperen; opwerpen; poneren; schieten; schoten lossen; seponeren; smakken; smijten; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; uitgeven; uitgooien; uitwerpen; vuren
|
tirar abajo
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
naar beneden gooien; neergooien; neerhalen; neersabelen; op de grond gooien; smijten
|
tirar al suelo
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
eraf stoten; naar beneden gooien; neergooien; op de grond gooien; smijten
|
tirar hacia abajo
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
omlaagwerpen
|