Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omhooggooien (Nederlands) in het Spaans
omhooggooien:
-
omhooggooien (opwerpen; opgooien)
levantar; lanzar; erigir; erigirse; lanzar al aire; echar al aire; arrojar en lo alto-
levantar werkwoord
-
lanzar werkwoord
-
erigir werkwoord
-
erigirse werkwoord
-
lanzar al aire werkwoord
-
echar al aire werkwoord
-
arrojar en lo alto werkwoord
-
Conjugations for omhooggooien:
o.t.t.
- gooi omhoog
- gooit omhoog
- gooit omhoog
- gooien omhoog
- gooien omhoog
- gooien omhoog
o.v.t.
- gooide omhoog
- gooide omhoog
- gooide omhoog
- gooiden omhoog
- gooiden omhoog
- gooiden omhoog
v.t.t.
- heb omhooggegooid
- hebt omhooggegooid
- heeft omhooggegooid
- hebben omhooggegooid
- hebben omhooggegooid
- hebben omhooggegooid
v.v.t.
- had omhooggegooid
- had omhooggegooid
- had omhooggegooid
- hadden omhooggegooid
- hadden omhooggegooid
- hadden omhooggegooid
o.t.t.t.
- zal omhooggooien
- zult omhooggooien
- zal omhooggooien
- zullen omhooggooien
- zullen omhooggooien
- zullen omhooggooien
o.v.t.t.
- zou omhooggooien
- zou omhooggooien
- zou omhooggooien
- zouden omhooggooien
- zouden omhooggooien
- zouden omhooggooien
en verder
- ben omhooggegooid
- bent omhooggegooid
- is omhooggegooid
- zijn omhooggegooid
- zijn omhooggegooid
- zijn omhooggegooid
diversen
- gooi omhoog!
- gooit omhoog!
- omhooggegooid
- omhooggooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze