Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- nep:
-
neppen:
- estafar; colocar; defraudar; timar; amanecer; apagar; mentir; alzar; enredar; camelar; acotar; cercar; mancharse; apear; destronar; tomar el pelo; amañar; clarear; chapucear; sablear; frangollar; atrabancar; embarullar; socaliñar; hacer mal; chafallar; emporcarse; dar un sablazo; hacer una mala jugada; robar con engaño; pegarle a una persona
-
Wiktionary:
- nep → falsificado, contrahecho, falso, pacotilla, abalorio
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor nep (Nederlands) in het Spaans
nep:
-
nep (vervalst)
-
de nep (namaak; imitatie; nabootsing)
la imitación; la falsificación; la reproducción; el cuento; la contrahechura; el plagio; la copia; el trasunto; la adulteración; la imitaciones; el apógrafo -
de nep (zwendelarij; bedrog; oplichterij; knoeierij)
Vertaal Matrix voor nep:
Verwante woorden van "nep":
Wiktionary: nep
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nep | → falsificado; contrahecho | ↔ counterfeit — intended to deceive or carry appearance of being genuine |
• nep | → falso | ↔ fake — not real |
• nep | → pacotilla; abalorio | ↔ pacotille — (histoire) marine|fr Les marchandises, qu’il permettre à ceux qui s’embarquaient sur un vaisseau, comme officiers, matelots, gens de l’équipage ou passagers, d’emporter avec eux, afin d’en faire commerce pour leur propre compte. |
nep vorm van neppen:
-
neppen
estafar; colocar; defraudar; timar; amanecer; apagar; mentir; alzar; enredar; camelar; acotar; cercar; mancharse; apear; destronar; tomar el pelo; amañar; clarear; chapucear; sablear; frangollar; atrabancar; embarullar; socaliñar; hacer mal; chafallar; emporcarse; dar un sablazo; hacer una mala jugada; robar con engaño; pegarle a una persona-
estafar werkwoord
-
colocar werkwoord
-
defraudar werkwoord
-
timar werkwoord
-
amanecer werkwoord
-
apagar werkwoord
-
mentir werkwoord
-
alzar werkwoord
-
enredar werkwoord
-
camelar werkwoord
-
acotar werkwoord
-
cercar werkwoord
-
mancharse werkwoord
-
apear werkwoord
-
destronar werkwoord
-
tomar el pelo werkwoord
-
amañar werkwoord
-
clarear werkwoord
-
chapucear werkwoord
-
sablear werkwoord
-
frangollar werkwoord
-
atrabancar werkwoord
-
embarullar werkwoord
-
socaliñar werkwoord
-
hacer mal werkwoord
-
chafallar werkwoord
-
emporcarse werkwoord
-
dar un sablazo werkwoord
-
hacer una mala jugada werkwoord
-
robar con engaño werkwoord
-
pegarle a una persona werkwoord
-
Conjugations for neppen:
o.t.t.
- nep
- nept
- nept
- neppen
- neppen
- neppen
o.v.t.
- nepte
- nepte
- nepte
- nepten
- nepten
- nepten
v.t.t.
- heb genept
- hebt genept
- heeft genept
- hebben genept
- hebben genept
- hebben genept
v.v.t.
- had genept
- had genept
- had genept
- hadden genept
- hadden genept
- hadden genept
o.t.t.t.
- zal neppen
- zult neppen
- zal neppen
- zullen neppen
- zullen neppen
- zullen neppen
o.v.t.t.
- zou neppen
- zou neppen
- zou neppen
- zouden neppen
- zouden neppen
- zouden neppen
en verder
- ben genept
- bent genept
- is genept
- zijn genept
- zijn genept
- zijn genept
diversen
- nep!
- nept!
- genept
- neppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze