Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. nationaliseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nationaliseren (Nederlands) in het Spaans

nationaliseren:

nationaliseren werkwoord (nationaliseer, nationaliseert, nationaliseerde, nationaliseerden, genationaliseerd)

  1. nationaliseren

Conjugations for nationaliseren:

o.t.t.
  1. nationaliseer
  2. nationaliseert
  3. nationaliseert
  4. nationaliseren
  5. nationaliseren
  6. nationaliseren
o.v.t.
  1. nationaliseerde
  2. nationaliseerde
  3. nationaliseerde
  4. nationaliseerden
  5. nationaliseerden
  6. nationaliseerden
v.t.t.
  1. heb genationaliseerd
  2. hebt genationaliseerd
  3. heeft genationaliseerd
  4. hebben genationaliseerd
  5. hebben genationaliseerd
  6. hebben genationaliseerd
v.v.t.
  1. had genationaliseerd
  2. had genationaliseerd
  3. had genationaliseerd
  4. hadden genationaliseerd
  5. hadden genationaliseerd
  6. hadden genationaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal nationaliseren
  2. zult nationaliseren
  3. zal nationaliseren
  4. zullen nationaliseren
  5. zullen nationaliseren
  6. zullen nationaliseren
o.v.t.t.
  1. zou nationaliseren
  2. zou nationaliseren
  3. zou nationaliseren
  4. zouden nationaliseren
  5. zouden nationaliseren
  6. zouden nationaliseren
en verder
  1. ben genationaliseerd
  2. bent genationaliseerd
  3. is genationaliseerd
  4. zijn genationaliseerd
  5. zijn genationaliseerd
  6. zijn genationaliseerd
diversen
  1. nationaliseer!
  2. nationaliseert!
  3. genationaliseerd
  4. nationaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor nationaliseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desposeer nationaliseren onteigenen
expropiar nationaliseren onteigenen
nacionalizar nationaliseren

Wiktionary: nationaliseren

nationaliseren
verb
  1. (overgankelijk) politiek|nld tot eigendom van de staat maken