Nederlands
Uitgebreide vertaling voor munt (Nederlands) in het Spaans
munt:
Vertaal Matrix voor munt:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
clavija | geldstuk; munt; muntstuk; penning | beurs; borgmoer; klamp; klem; klemhaak; klinknagel; knijp; knip; mijt; nagel; pen; pin; portefeuille; portemonnaie; portemonnee; speld; spie; spijker; veiligheidspal; veiligheidsspeld; zekerheidspen |
espiga | geldstuk; munt; muntstuk; penning | aar; ballpoint; balpen; klem; korenaar; pen; pin; speld |
ficha | geldstuk; munt; muntstuk; penning | fiche; gedenkpenning; gesteente; moederkaart; penning; pin; speld; stamkaart; steen; tabblad |
insignia | geldstuk; munt; muntstuk; penning; plaatje als herkenningsteken | badge; decoratie; ereteken; insigne; kenteken; merkteken; onderscheiding; onderscheidingsteken; ordeteken; ridderorde; speldje; teken; vignet |
moneda | geldstuk; munt; muntstuk; penning | duit; geldsoort; geldspecie; munteenheid; muntsoort; ordeteken; valuta |
penique | geldstuk; munt; muntstuk; penning | gedenkpenning; ordeteken; penning |
Verwante woorden van "munt":
Synoniemen voor "munt":
Verwante definities voor "munt":
Wiktionary: munt
munt
Cross Translation:
noun
-
een plant met sterk aromatische blaadjes waarvan muntthee wordt getrokken, ze worden ook als keukenkruid gebruikt
- munt → hierbabuena
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• munt | → moneda | ↔ coin — (currency) A piece of currency |
• munt | → ceca | ↔ mint — money-producing building or institution |
• munt | → menta; hierbabuena | ↔ mint — plant |
• munt | → menta | ↔ mint — herb flavouring |
• munt | → menta | ↔ menthe — (botanique) plante odoriférante, de la famille des labiées. |
munt vorm van munten:
Conjugations for munten:
o.t.t.
- munt
- munt
- munt
- munten
- munten
- munten
o.v.t.
- muntte
- muntte
- muntte
- muntten
- muntten
- muntten
v.t.t.
- heb gemunt
- hebt gemunt
- heeft gemunt
- hebben gemunt
- hebben gemunt
- hebben gemunt
v.v.t.
- had gemunt
- had gemunt
- had gemunt
- hadden gemunt
- hadden gemunt
- hadden gemunt
o.t.t.t.
- zal munten
- zult munten
- zal munten
- zullen munten
- zullen munten
- zullen munten
o.v.t.t.
- zou munten
- zou munten
- zou munten
- zouden munten
- zouden munten
- zouden munten
en verder
- is gemunt
- zijn gemunt
diversen
- munt!
- munt!
- gemunt
- muntend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor munten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acuñar | munten | aanmunten |