Nederlands
Uitgebreide vertaling voor mistasten (Nederlands) in het Spaans
mistasten:
-
mistasten
equivocarse; faltar; fallar; fracasar; errar; confundirse; engañarse; meter la pata; errarse; cometer un error; incurrir en un error-
equivocarse werkwoord
-
faltar werkwoord
-
fallar werkwoord
-
fracasar werkwoord
-
errar werkwoord
-
confundirse werkwoord
-
engañarse werkwoord
-
meter la pata werkwoord
-
errarse werkwoord
-
cometer un error werkwoord
-
incurrir en un error werkwoord
-
Conjugations for mistasten:
o.t.t.
- tast mis
- tast mis
- tast mis
- tasten mis
- tasten mis
- tasten mis
o.v.t.
- tastte mis
- tastte mis
- tastte mis
- tastten mis
- tastten mis
- tastten mis
v.t.t.
- heb misgetast
- hebt misgetast
- heeft misgetast
- hebben misgetast
- hebben misgetast
- hebben misgetast
v.v.t.
- had misgetast
- had misgetast
- had misgetast
- hadden misgetast
- hadden misgetast
- hadden misgetast
o.t.t.t.
- zal mistasten
- zult mistasten
- zal mistasten
- zullen mistasten
- zullen mistasten
- zullen mistasten
o.v.t.t.
- zou mistasten
- zou mistasten
- zou mistasten
- zouden mistasten
- zouden mistasten
- zouden mistasten
diversen
- tast mis!
- tast mis!
- misgetast
- mistastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze