Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- machtig:
- machtigen:
-
Wiktionary:
- machtig → poderoso
- machtig → nutritivo, corpulento, contundente, llenador, balanceado, completo, integral, rico, poderoso, poderosamente, fuerte
- machtigen → apoderar, autorizar
- machtigen → autorizar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor machtig (Nederlands) in het Spaans
machtig:
-
machtig (moeilijk verteerbaar; zwaar; slecht verteerbaar)
Vertaal Matrix voor machtig:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pesado | chagrijn; druiloortje; ergernis; etter; etterbak; galbak; hinder; hinderlijk persoon; lastpak; lastpost; overlast; spelbreker | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | enorm | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pesado | machtig; moeilijk verteerbaar; slecht verteerbaar; zwaar | afgezaagd; beklagend; bezwaarlijk; corpulent; dik; eentonig; ellendig; ergerlijk; fantastisch; flauw; formidabel; geweldig; gezet; irritant; jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagerig; langdraadig; langwijlig; lastig; lijvig; lijzig; log; lomp; loom; melig; met bezwaren; met een groot gewicht; monotoon; negatief; onsierlijk van gedaante; plomp; prachtig; rot; saai; slaapverwekkend; stomvervelend; vervelend; vetlijvig; voortvarend; zeurderig; zwaar; zwaarlijvig |
Verwante woorden van "machtig":
Synoniemen voor "machtig":
Antoniemen van "machtig":
Verwante definities voor "machtig":
Wiktionary: machtig
machtig
Cross Translation:
adjective
-
meer invloed hebben dan anderen
- machtig → poderoso
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• machtig | → nutritivo; corpulento; contundente; llenador; balanceado; completo; integral; rico | ↔ hearty — rich, abundant |
• machtig | → poderoso | ↔ mighty — very strong, possessing might |
• machtig | → poderoso | ↔ powerful — having or capable of exerting power, potency or influence |
• machtig | → poderosamente | ↔ powerfully — in a powerful manner |
• machtig | → fuerte | ↔ puissant — Qui a beaucoup de pouvoir. |
machtigen:
-
machtigen
Conjugations for machtigen:
o.t.t.
- machtig
- machtigt
- machtigt
- machtigen
- machtigen
- machtigen
o.v.t.
- machtigde
- machtigde
- machtigde
- machtigden
- machtigden
- machtigden
v.t.t.
- heb gemachtigd
- hebt gemachtigd
- heeft gemachtigd
- hebben gemachtigd
- hebben gemachtigd
- hebben gemachtigd
v.v.t.
- had gemachtigd
- had gemachtigd
- had gemachtigd
- hadden gemachtigd
- hadden gemachtigd
- hadden gemachtigd
o.t.t.t.
- zal machtigen
- zult machtigen
- zal machtigen
- zullen machtigen
- zullen machtigen
- zullen machtigen
o.v.t.t.
- zou machtigen
- zou machtigen
- zou machtigen
- zouden machtigen
- zouden machtigen
- zouden machtigen
en verder
- ben gemachtigd
- bent gemachtigd
- is gemachtigd
- zijn gemachtigd
- zijn gemachtigd
- zijn gemachtigd
diversen
- machtig!
- machtigt!
- gemachtigd
- machtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor machtigen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
autorizar | machtigen | akkoord gaan; autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; permitteren; ratificeren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen |