Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. machtig:
  2. machtigen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor machtig (Nederlands) in het Spaans

machtig:

machtig bijvoeglijk naamwoord

  1. machtig (moeilijk verteerbaar; zwaar; slecht verteerbaar)
    pesado
    • pesado bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor machtig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pesado chagrijn; druiloortje; ergernis; etter; etterbak; galbak; hinder; hinderlijk persoon; lastpak; lastpost; overlast; spelbreker
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- enorm
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pesado machtig; moeilijk verteerbaar; slecht verteerbaar; zwaar afgezaagd; beklagend; bezwaarlijk; corpulent; dik; eentonig; ellendig; ergerlijk; fantastisch; flauw; formidabel; geweldig; gezet; irritant; jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagerig; langdraadig; langwijlig; lastig; lijvig; lijzig; log; lomp; loom; melig; met bezwaren; met een groot gewicht; monotoon; negatief; onsierlijk van gedaante; plomp; prachtig; rot; saai; slaapverwekkend; stomvervelend; vervelend; vetlijvig; voortvarend; zeurderig; zwaar; zwaarlijvig

Verwante woorden van "machtig":

  • machtiger, machtigere, machtigst, machtigste, machtige

Synoniemen voor "machtig":


Antoniemen van "machtig":


Verwante definities voor "machtig":

  1. heel groot, leuk, fijn, veel1
    • we hadden een machtige reis!1
  2. met heel veel invloed1
    • deze dictator is erg machtig1
  3. wat je maag snel vult1
    • dit vette gebak is erg machtig1

Wiktionary: machtig

machtig
adjective
  1. meer invloed hebben dan anderen

Cross Translation:
FromToVia
machtig nutritivo; corpulento; contundente; llenador; balanceado; completo; integral; rico hearty — rich, abundant
machtig poderoso mighty — very strong, possessing might
machtig poderoso powerful — having or capable of exerting power, potency or influence
machtig poderosamente powerfully — in a powerful manner
machtig fuerte puissant — Qui a beaucoup de pouvoir.

machtigen:

machtigen werkwoord (machtig, machtigt, machtigde, machtigden, gemachtigd)

  1. machtigen
    autorizar

Conjugations for machtigen:

o.t.t.
  1. machtig
  2. machtigt
  3. machtigt
  4. machtigen
  5. machtigen
  6. machtigen
o.v.t.
  1. machtigde
  2. machtigde
  3. machtigde
  4. machtigden
  5. machtigden
  6. machtigden
v.t.t.
  1. heb gemachtigd
  2. hebt gemachtigd
  3. heeft gemachtigd
  4. hebben gemachtigd
  5. hebben gemachtigd
  6. hebben gemachtigd
v.v.t.
  1. had gemachtigd
  2. had gemachtigd
  3. had gemachtigd
  4. hadden gemachtigd
  5. hadden gemachtigd
  6. hadden gemachtigd
o.t.t.t.
  1. zal machtigen
  2. zult machtigen
  3. zal machtigen
  4. zullen machtigen
  5. zullen machtigen
  6. zullen machtigen
o.v.t.t.
  1. zou machtigen
  2. zou machtigen
  3. zou machtigen
  4. zouden machtigen
  5. zouden machtigen
  6. zouden machtigen
en verder
  1. ben gemachtigd
  2. bent gemachtigd
  3. is gemachtigd
  4. zijn gemachtigd
  5. zijn gemachtigd
  6. zijn gemachtigd
diversen
  1. machtig!
  2. machtigt!
  3. gemachtigd
  4. machtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor machtigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autorizar machtigen akkoord gaan; autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; permitteren; ratificeren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen

Wiktionary: machtigen

machtigen
verb
  1. aan iemand anders het recht overdragen in je naam te handelen

Cross Translation:
FromToVia
machtigen autorizar autorisieren — jemanden berechtigen, bevollmächtigen
machtigen autorizar autoriser — (vieilli) revêtir d’une autorité.