Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acción
|
invloed; macht
|
aandeel; actie; ageren; aktie; beweging; bijdrage; daad; gang; gebaar; geste; grote daad; handelen; handeling; inbreng; kampanje; lichaamsbeweging; prestatie; scheepskampanje; snelheid; spoed; tempo; vaart; vennootsaandeel; vennootschapsaandeel; verrichting; werken; werking
|
ascendiente
|
invloed; macht
|
omhoog komen
|
autoridad
|
autoriteit; gezag; heerschappij; invloed; kracht; macht; vermogen
|
autoriteit; autoriteiten; bevoegdheid; competentie; force majeure; gezag; gezaghebber; gezaghebbers; gezagsdrager; gezagsorgaan; gouvernement; instantie; kabinet; overmacht; regering
|
capacidad
|
kracht; macht; vermogen
|
aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capabelheid; capaciteit; competentie; draagkracht; draagvermogen; gave; geschiktheid; grootte in de ruimte; inhoud; inhoudsruimte; knobbel; kracht; kundigheid; kwaliteit; laadvermogen; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vermogen; vernuft; volume; wat ergens in zit
|
dinamismo
|
kracht; macht; vermogen
|
dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte
|
dominio
|
autoriteit; gezag; heerschappij; invloed; kracht; macht; vermogen
|
TLD; bedwang; beheersing; bezitting; boedel; district; domein; gebiedsdeel; huisraad; inboedel; mate van bekwaamheid; rayon; rayon van een bedrijf; topleveldomein
|
energía
|
invloed; kracht; macht; vermogen
|
aandrift; capaciteit; daadkracht; daadkrachtigheid; doortastendheid; drift; dynamiek; electrische stroom; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; hartstocht; kracht; krachtdadigheid; momentum; passie; puf; sterkte; stroom; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid; vuur; werklust
|
fortaleza
|
kracht; macht; vermogen
|
aandrijving; bastion; bolwerk; burcht; citadel; deurslot; dynamiek; energie; felheid; fiksheid; fort; kasteel; kracht; krachtdadigheid; ridderkasteel; ridderslot; slot; sterkte; stuwkracht; versterkte plaats; voortstuwing
|
fuerza
|
kracht; macht; vermogen
|
aandrift; aandrijving; capaciteit; daadkracht; dapperheid; doortastendheid; dynamiek; energie; esprit; felheid; fermheid; flinkheid; forsheid; fut; gehardheid; gestaaldheid; geweld; heftigheid; hevigheid; intensiteit; koenheid; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; moed; momentum; onversaagdheid; puf; sterkte; stevigheid; stoerheid; stootband; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid; werklust
|
influencia
|
invloed; macht
|
aanslag; beïnvloeding; impact; inwerking
|
poder
|
autoriteit; gezag; heerschappij; kracht; macht; vermogen
|
autorisatie; capaciteit; fiat; geven van volmacht; gezag; gouvernement; kabinet; kracht; lastbrief; lastgeving; licentie; machtiging; machtigingsformulier; mandaat; procuratie; regering; toestemming; vergunning; vermogen; volmacht
|
potencia
|
gezag; kracht; macht; vermogen
|
bekwaamheid; capaciteit; graad; kracht; kwaliteit; militaire rang; mogendheden; mogendheid; ter zake kundigheid; vermogen
|
potencial
|
gezag; kracht; macht; vermogen
|
veldsterkte
|
potestad
|
kracht; macht; vermogen
|
|
señorío
|
autoriteit; gezag; heerschappij; macht
|
|
supremacía
|
autoriteit; gezag; heerschappij; macht
|
force majeure; hegemonie; overmacht; suprematie
|
vigencia
|
kracht; macht; vermogen
|
geldigheid; geldigheidsduur; gelding; geldingsdrang; krachtdadigheid; levensduur; lichamelijke geschiktheid; termijn van geldigheid; validiteit
|
vigor
|
kracht; macht; vermogen
|
aandrijving; betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; gehardheid; gestaaldheid; krachtdadigheid; kranigheid; pittigheid; soliditeit; stevigheid; stuwkracht; voortstuwing
|
vitalidad
|
kracht; macht; vermogen
|
dynamiek; energie; felheid; fiksheid; groeikracht; kracht; krachtdadigheid; levenskracht; levensmoed; levensvatbaarheid; sterkte; vitaliteit
|
-
|
vermogen
|
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
poder
|
|
iets mogen; mogen
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acción
|
|
actie
|
dominio
|
|
domein
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fuerza
|
|
dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig
|
potencial
|
|
latent; potentieel
|