Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. luim:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor luim (Nederlands) in het Spaans

luim:

luim [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de luim (nuk; kuur; gril; bui)
    el capricho; la manía; el humor; el mal humor
    • capricho [el ~] zelfstandig naamwoord
    • manía [la ~] zelfstandig naamwoord
    • humor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mal humor [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. de luim (opwelling; impuls; prikkel)
    el capricho

Vertaal Matrix voor luim:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capricho bui; gril; impuls; kuur; luim; nuk; opwelling; prikkel eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid; frats; grilligheid; luimigheid; wispelturigheid
humor bui; gril; kuur; luim; nuk bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; geestigheid; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gesteldheid; gevoel; humeur; humor; indruk; instelling; instinct; intuïtie; positie; psychische toestand; staat; stemming; toestand
mal humor bui; gril; kuur; luim; nuk geestesgesteldheid; knorrigheid; kregelheid; psychische toestand
manía bui; gril; kuur; luim; nuk aanwensel; manie; overdreven voorliefde; pathologische opgewondenheid; rage; rarigheid; tic

Verwante woorden van "luim":

  • luimen, luimpje