Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. losweken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor losweken (Nederlands) in het Spaans

losweken:

losweken werkwoord (week los, weekt los, weekte los, weekten los, losgeweekt)

  1. losweken (afweken; afstomen)

Conjugations for losweken:

o.t.t.
  1. week los
  2. weekt los
  3. weekt los
  4. weken los
  5. weken los
  6. weken los
o.v.t.
  1. weekte los
  2. weekte los
  3. weekte los
  4. weekten los
  5. weekten los
  6. weekten los
v.t.t.
  1. heb losgeweekt
  2. hebt losgeweekt
  3. heeft losgeweekt
  4. hebben losgeweekt
  5. hebben losgeweekt
  6. hebben losgeweekt
v.v.t.
  1. had losgeweekt
  2. had losgeweekt
  3. had losgeweekt
  4. hadden losgeweekt
  5. hadden losgeweekt
  6. hadden losgeweekt
o.t.t.t.
  1. zal losweken
  2. zult losweken
  3. zal losweken
  4. zullen losweken
  5. zullen losweken
  6. zullen losweken
o.v.t.t.
  1. zou losweken
  2. zou losweken
  3. zou losweken
  4. zouden losweken
  5. zouden losweken
  6. zouden losweken
en verder
  1. ben losgeweekt
  2. bent losgeweekt
  3. is losgeweekt
  4. zijn losgeweekt
  5. zijn losgeweekt
  6. zijn losgeweekt
diversen
  1. week los!
  2. weekt los!
  3. losgeweekt
  4. loswekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor losweken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
despegar afvloeien; wegstromen; wegvloeien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
despegar afstomen; afweken; losweken aanvangen; afweken; beginnen; de hoogte ingaan; doorbreken; in de lucht omhoogstijgen; loskomen; omhoogkomen; ontslagen worden; op vrije voeten gesteld worden; opstijgen; opvliegen; starten; stijgen; van start gaan; vrijkomen
despegar remojando afstomen; afweken; losweken
soltarse afstomen; afweken; losweken detacheren; eraf gaan; los worden; losbarsten; losbreken; losgaan; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; scheiden; tornen; uithalen; uittrekken