Nederlands
Uitgebreide vertaling voor losslaan (Nederlands) in het Spaans
losslaan:
-
losslaan
Conjugations for losslaan:
o.t.t.
- sla los
- slaat los
- slaat los
- slaan los
- slaan los
- slaan los
o.v.t.
- sloeg los
- sloeg los
- sloeg los
- sloegen los
- sloegen los
- sloegen los
v.t.t.
- ben losgeslagen
- bent losgeslagen
- is losgeslagen
- zijn losgeslagen
- zijn losgeslagen
- zijn losgeslagen
v.v.t.
- was losgeslagen
- was losgeslagen
- was losgeslagen
- waren losgeslagen
- waren losgeslagen
- waren losgeslagen
o.t.t.t.
- zal losslaan
- zult losslaan
- zal losslaan
- zullen losslaan
- zullen losslaan
- zullen losslaan
o.v.t.t.
- zou losslaan
- zou losslaan
- zou losslaan
- zouden losslaan
- zouden losslaan
- zouden losslaan
diversen
- sla los!
- slaat los!
- losgeslagen
- losslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor losslaan:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abrir | opendoen; openmaken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abrir | losslaan | aankaarten; aanknopen; aansnijden; afbakenen; afpalen; afzetten; beginnen; begrenzen; entameren; gesprek aanknopen; inleiden; inluiden; kraken; losbreken; loskrijgen; losmaken; lostornen; omlijnen; ontgrendelen; ontsluiten; openbreken; opendoen; openen; openleggen; openmaken; openschuiven; openslaan; openstellen; opentrekken; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; toegankelijk maken; tornen; uithalen; uittrekken; vrijgeven |
romper las amarras | losslaan |