Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. loog:
  2. logen:
  3. liegen:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor loog (Nederlands) in het Spaans

loog:

loog [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de loog (loogzout)
    la lejía; el álcali
    • lejía [la ~] zelfstandig naamwoord
    • álcali [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor loog:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lejía loog; loogzout bleekwater; loogwater
álcali loog; loogzout loogwater

Verwante woorden van "loog":


Wiktionary: loog

loog
noun
  1. een alkalische substantie

Cross Translation:
FromToVia
loog lejía lye — caustic alkaline solution
loog lejía lessive — Eau chaude que l’on verse sur du linge à blanchir

logen:

logen werkwoord (loog, loogt, loogde, loogden, geloogd)

  1. logen

Conjugations for logen:

o.t.t.
  1. loog
  2. loogt
  3. loogt
  4. logen
  5. logen
  6. logen
o.v.t.
  1. loogde
  2. loogde
  3. loogde
  4. loogden
  5. loogden
  6. loogden
v.t.t.
  1. heb geloogd
  2. hebt geloogd
  3. heeft geloogd
  4. hebben geloogd
  5. hebben geloogd
  6. hebben geloogd
v.v.t.
  1. had geloogd
  2. had geloogd
  3. had geloogd
  4. hadden geloogd
  5. hadden geloogd
  6. hadden geloogd
o.t.t.t.
  1. zal logen
  2. zult logen
  3. zal logen
  4. zullen logen
  5. zullen logen
  6. zullen logen
o.v.t.t.
  1. zou logen
  2. zou logen
  3. zou logen
  4. zouden logen
  5. zouden logen
  6. zouden logen
en verder
  1. is geloogd
  2. zijn geloogd
diversen
  1. loog!
  2. loogt!
  3. geloogd
  4. logend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor logen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blanquear logen bleek worden; bleken; kalken; legaliseren; opbleken; sausen; verbleken; wit worden; witten; witwassen
tratar con lejía logen

Verwante woorden van "logen":


Wiktionary: logen


Cross Translation:
FromToVia
logen encalar lime — to treat with lime

loog vorm van liegen:

liegen werkwoord (lieg, liegt, loog, logen, gelogen)

  1. liegen (jokken)

Conjugations for liegen:

o.t.t.
  1. lieg
  2. liegt
  3. liegt
  4. liegen
  5. liegen
  6. liegen
o.v.t.
  1. loog
  2. loog
  3. loog
  4. logen
  5. logen
  6. logen
v.t.t.
  1. heb gelogen
  2. hebt gelogen
  3. heeft gelogen
  4. hebben gelogen
  5. hebben gelogen
  6. hebben gelogen
v.v.t.
  1. had gelogen
  2. had gelogen
  3. had gelogen
  4. hadden gelogen
  5. hadden gelogen
  6. hadden gelogen
o.t.t.t.
  1. zal liegen
  2. zult liegen
  3. zal liegen
  4. zullen liegen
  5. zullen liegen
  6. zullen liegen
o.v.t.t.
  1. zou liegen
  2. zou liegen
  3. zou liegen
  4. zouden liegen
  5. zouden liegen
  6. zouden liegen
diversen
  1. lieg!
  2. liegt!
  3. gelogen
  4. liegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor liegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contar un cuento chino jokken; liegen voorjokken; voorliegen
mentir jokken; liegen afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; neppen; omlijnen; tillen; verneuken
tomar el pelo jokken; liegen afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; beetnemen; begrenzen; foppen; in het ootje nemen; neppen; omlijnen; tillen; verneuken; wijsmaken

Verwante definities voor "liegen":

  1. niet de waarheid zeggen1
    • het is niet waar, je liegt1

Wiktionary: liegen

liegen
verb
  1. met opzet feiten vertellen die niet de waarheid zijn maar wel als dusdanig worden gepresenteerd

Cross Translation:
FromToVia
liegen mentir lie — tell an intentional untruth
liegen mentir lügen — vorsätzlich nicht die Wahrheit sagen
liegen mentir mentir — Sens intransitif