Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lonend (Nederlands) in het Spaans

lonend:

lonend bijvoeglijk naamwoord

  1. lonend (winstgevend; lucratief; rendabel; )
    productivo; rentable; lucrativo
  2. lonend (de moeite waard)
    vale la pena; lucrativo; rentable

Vertaal Matrix voor lonend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
productivo lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend productief; produktief
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lucrativo de moeite waard; lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend bruikbaar; corpulent; dik; gezet; lijvig; nuttig; praktisch; voordelig; zwaarlijvig
rentable de moeite waard; lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig
vale la pena de moeite waard; lonend

lonen:

lonen werkwoord (loon, loont, loonde, loonden, geloond)

  1. lonen
    pagar; retribuir; atender; recompensar; remunerar; gratificar

Conjugations for lonen:

o.t.t.
  1. loon
  2. loont
  3. loont
  4. lonen
  5. lonen
  6. lonen
o.v.t.
  1. loonde
  2. loonde
  3. loonde
  4. loonden
  5. loonden
  6. loonden
v.t.t.
  1. heb geloond
  2. hebt geloond
  3. heeft geloond
  4. hebben geloond
  5. hebben geloond
  6. hebben geloond
v.v.t.
  1. had geloond
  2. had geloond
  3. had geloond
  4. hadden geloond
  5. hadden geloond
  6. hadden geloond
o.t.t.t.
  1. zal lonen
  2. zult lonen
  3. zal lonen
  4. zullen lonen
  5. zullen lonen
  6. zullen lonen
o.v.t.t.
  1. zou lonen
  2. zou lonen
  3. zou lonen
  4. zouden lonen
  5. zouden lonen
  6. zouden lonen
diversen
  1. loon!
  2. loont!
  3. geloond
  4. lonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lonen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atender gehoor; gevolg; gevolg geven aan; klaarstaan
pagar boeten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atender lonen aandachtig luisteren; aanhoren; afrekenen; assisteren; beantwoorden; bedienen; belonen; betalen; bezoldigen; bijspringen; bijstaan; dokken; gehoorzamen; handreiken; helpen; honoreren; iemand vervangen; knoppen bedienen; luisteren; ondersteunen; ondervragen; opletten; overhoren; salariëren; seconderen; serveren; toehoren; toeluisteren; uithoren; uitvragen; verhoren; verplegen; verzorgen; weldoen; zorg dragen; zorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
gratificar lonen afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; dokken; honoreren; salariëren
pagar lonen afbetalen; afrekenen; bekostigen; belonen; besteden; betalen; bezoldigen; boeten; deponeren; dokken; geld overmaken; gieten; gunnen; honoreren; iets toekennen; neerleggen; onderuit halen; ophoesten; overboeken; overschrijven; overzenden; salariëren; schenken; spenderen; storten; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitbetalen; uitgeven; uitkeren; uitstorten; vereffenen; verrekenen; voldoen; voor de dag komen met
recompensar lonen afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; compenseren; dokken; goedmaken; honoreren; salariëren; vergoeden
remunerar lonen aanzuiveren; afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; compenseren; dokken; genoegdoen; goedmaken; honoreren; nabetalen; salariëren; vergoeden
retribuir lonen afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; dokken; honoreren; salariëren

Verwante woorden van "lonen":


Wiktionary: lonen


Cross Translation:
FromToVia
lonen pagar; redituar; valer la pena; salir a cuenta pay — to be profitable
lonen recompensar; galardonar récompenserdonner une récompense, faire du bien à quelqu’un en reconnaissance de quelque service, ou en faveur de quelque bonne action.
lonen valer; tener valor valoir — Être d’un certain prix, avoir un certain mérite (sens général)