Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afiliado
|
lid; lidmaat
|
lid; lul; penis; piemel; pik; roede
|
articulación
|
lid; lidmaat
|
afdeling; articulatie; betoog; departement; detachement; geleding; gewricht; het uitspreken; lid; lul; opheldering; penis; piemel; pik; roede; sectie; tak; toelichting; uiteenzetting; uiting; uitleg; uitspraak; verbinding van beenderen; verbinding van lichaamsdelen; verduidelijking; verklaring
|
dependencia
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
aanbouw; afdeling; afhankelijkheid; ander filiaal; bijgebouw; departement; dependance; detachement; gewenning; onderhorigheid; sectie; subordinatie; tak; uitbouw; verslaafdheid; verslaving
|
disciplina
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
afdeling; departement; detachement; reglementering; sectie; specialisatie; specialisme; tak; vakgebied
|
elemento
|
lid; lidmaat
|
Outlook-item; basiselement; basismateriaal; element; factor; item; lid; lul; penis; piemel; pik; roede
|
extremidad
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
been; ledemaat; uiteinde
|
falange
|
lid; lidmaat
|
lid; lul; penis; piemel; pik; roede; vingerlid
|
miembro
|
ledemaat; lichaamsdeel; lid; lidmaat
|
dimensielid; lid; lul; penis; piemel; pik; roede
|
miembro de una iglesia protestante
|
ledemaat; lichaamsdeel; lid; lidmaat
|
|
nudillo
|
lid; lidmaat
|
knekel; knokkel; lid; lul; penis; piemel; pik; roede
|
parte
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
aandeel; afdeling; band; boekdeel; brokje; deel; deeltje; departement; detachement; dosis; fractie; gedeelte; geluidsniveau; groot en dik stuk; homp; kleine brok; onderdeeltje; part; portie; sectie; segment; stuk; tak; volume
|
parte del cuerpo
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
|
pieza
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
aandeel; afdeling; brokje; damschijf; deel; departement; detachement; fractie; gedeelte; groot en dik stuk; homp; kleine brok; part; sectie; speelstuk; stuk; tak
|
párrafo
|
lid; lidmaat
|
alinea; lid; lul; paragraaf; penis; piemel; pik; roede
|
recambio accesorio
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
afdeling; departement; detachement; sectie; tak
|
sector
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
afdeling; deelsoort; departement; detachement; echelon; geleding; heemraadschap; laag; rijksdeel; sectie; sector; tak; waterschap
|
socio
|
lid; lidmaat
|
bondgenote; firmant; gabber; genoot; handelspartner; kameraad; kameraadje; kompaan; lid; lul; maat; maatje; makker; pal; penis; piemel; pik; roede; vennoot; vriend; vriendje
|
término
|
lid; lidmaat
|
beëindiging; einde; finale; lid; lul; penis; piemel; pik; poosje; roede; slot; sluiting; tijdruimte; tijdsbepaling; tijdsruimte; uiteinde
|
unidad
|
ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat
|
afdeling; alles; departement; detachement; diskettestation; eenheid; eenvormigheid; eenzelvigheid; geheel; gelijkvormigheid; gezamenlijkheid; legerafdeling; legereenheid; legeronderdeel; schijfstation; sectie; tak; totaal; totaliteit; uniformiteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
elemento
|
|
element
|