Nederlands
Uitgebreide vertaling voor las (Nederlands) in het Spaans
las:
-
de las (lasnaad; welnaad)
-
de las (samenvoeging; verbinding)
-
de las (tussenvoegsel; tussenstuk; tussenzetsel)
Vertaal Matrix voor las:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ensamblaje | las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel | aaneenkoppeling; aaneensluiting; aanvoeging; assemblage; assembleren; bijeenlegging; bond; broederschap; genootschap; koppeling; montage; samenstelling; samenvoeging; sociëteit; verbinding; vereniging |
infijo | las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel | |
junta | las; samenvoeging; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verbinding | bijeenkomst; congres; manifestatie; naad; pakking; samenkomst; vergadering; voeg; zitting |
parte intermedia | las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel | |
soldadura | las; lasnaad; samenvoeging; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verbinding; welnaad | ingevoegd stuk; inlas; invoeging; naad; soldeer; soldeersel; vergroeiing; voeg |
Verwante woorden van "las":
las vorm van lassen:
-
lassen
-
lassen (aaneenlassen)
Conjugations for lassen:
o.t.t.
- las
- last
- last
- lassen
- lassen
- lassen
o.v.t.
- laste
- laste
- laste
- lasten
- lasten
- lasten
v.t.t.
- heb gelast
- hebt gelast
- heeft gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
v.v.t.
- had gelast
- had gelast
- had gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
o.t.t.t.
- zal lassen
- zult lassen
- zal lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
o.v.t.t.
- zou lassen
- zou lassen
- zou lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
en verder
- is gelast
diversen
- las!
- last!
- gelast
- lassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor lassen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
juntas soldadas | lasnaden; lassen; welnaden | |
soldaduras | lasnaden; lassen; welnaden | |
soldar | aanlassen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
forjar | lassen | |
soldar | aaneenlassen; lassen | hardsolderen; solderen |
Verwante woorden van "lassen":
lezen:
Conjugations for lezen:
o.t.t.
- lees
- leest
- leest
- lezen
- lezen
- lezen
o.v.t.
- las
- las
- las
- lazen
- lazen
- lazen
v.t.t.
- heb gelezen
- hebt gelezen
- heeft gelezen
- hebben gelezen
- hebben gelezen
- hebben gelezen
v.v.t.
- had gelezen
- had gelezen
- had gelezen
- hadden gelezen
- hadden gelezen
- hadden gelezen
o.t.t.t.
- zal lezen
- zult lezen
- zal lezen
- zullen lezen
- zullen lezen
- zullen lezen
o.v.t.t.
- zou lezen
- zou lezen
- zou lezen
- zouden lezen
- zouden lezen
- zouden lezen
en verder
- is gelezen
- zijn gelezen
diversen
- lees!
- leest!
- gelezen
- lezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor lezen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lectura | lezen | lectuur; leesvoer |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
leer | lezen | inlezen; nalezen; opnieuw lezen; overlezen |
Verwante definities voor "lezen":
Wiktionary: lezen
lezen
Cross Translation:
verb
-
zien en interpreteren van tekst
- lezen → leer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lezen | → leer | ↔ lesen — (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen |
• lezen | → leer | ↔ read — look at and interpret letters or other information |
• lezen | → lectura | ↔ reading — the process of interpreting written language |
• lezen | → hojear; leer; por; encima | ↔ skim — read quickly, skipping some detail |
• lezen | → lectura | ↔ lecture — Action d’une personne qui lit à haute voix. |
• lezen | → leer | ↔ lire — interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support. |