Nederlands
Uitgebreide vertaling voor laaiend (Nederlands) in het Spaans
laaiend:
Vertaal Matrix voor laaiend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
furioso | razende | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
enfurecido | boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest | bitter; boos; furieus; giftig; kokend; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woedend; woest; zeer boos; ziedend |
furioso | boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest | achterlijk; bitter; bitter teleurgesteld; boos; driftig; erg boos; furieus; gebeten; gek; geschift; gestoord; giftig; grimmig; idioot; idioterig; kokend; krankjorum; krankzinnig; kwaad; maf; mesjogge; niet goed snik; nijdig; razend; spinnijdig; stupide; toornig; verbeten; verbitterd; vergramd; vertoornd; woedend; woest; zeer boos; ziedend; zot |
laaien:
-
laaien
oscilar; disparar; arder; llamear; hacer fuego-
oscilar werkwoord
-
disparar werkwoord
-
arder werkwoord
-
llamear werkwoord
-
hacer fuego werkwoord
-
Conjugations for laaien:
o.t.t.
- laai
- laait
- laait
- laaien
- laaien
- laaien
o.v.t.
- laaide
- laaide
- laaide
- laaiden
- laaiden
- laaiden
v.t.t.
- ben gelaaid
- bent gelaaid
- is gelaaid
- zijn gelaaid
- zijn gelaaid
- zijn gelaaid
v.v.t.
- was gelaaid
- was gelaaid
- was gelaaid
- waren gelaaid
- waren gelaaid
- waren gelaaid
o.t.t.t.
- zal laaien
- zult laaien
- zal laaien
- zullen laaien
- zullen laaien
- zullen laaien
o.v.t.t.
- zou laaien
- zou laaien
- zou laaien
- zouden laaien
- zouden laaien
- zouden laaien
diversen
- laai!
- laait!
- gelaaid
- laaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor laaien:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arder | branden | |
disparar | schieten; vuren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arder | laaien | blakeren; blozen; branden; gloeien; kleuren; rood worden; verschroeien; verzengen; vlammen; vlammen uitslaan; zengen |
disparar | laaien | afschieten; afvuren; hard schieten; schieten; schoten lossen; vuren |
hacer fuego | laaien | afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vlammen; vlammen uitslaan; vuren |
llamear | laaien | oplaaien; opvlammen; vlammen; vlammen uitslaan |
oscilar | laaien | deinen; flakkeren; flikkeren; golven; heen en weer zwaaien; oscilleren; rondslingeren; slingeren; slippen; uitglijden; vlammen; wiegelen; zwaaien; zwenken |