Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kuier:
  2. kuieren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kuier (Nederlands) in het Spaans

kuier:

kuier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kuier (wandeling; ommetje; wandeltocht; )
    la vueltecita; el paseo
    • vueltecita [la ~] zelfstandig naamwoord
    • paseo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kuier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
paseo kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht allee; avenue; boulevard; dagreis; dreef; excursie; gang; kuiergang; laan; promenade; reis; rijtochtje; rijtoer; rit; ronde; rondreis; rondrit; rondwandeling; slentergang; slentergangetje; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trip; uitstapje; voetreis; voettocht
vueltecita kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht

Verwante woorden van "kuier":


kuier vorm van kuieren:

kuieren werkwoord (kuier, kuiert, kuierde, kuierden, gekuierd)

  1. kuieren (wandelen; lopen; slenteren; rondslenteren)
    caminar; pasear; ir a pie; pasearse; pasear lentamente; calumniar; callejear; deambular

Conjugations for kuieren:

o.t.t.
  1. kuier
  2. kuiert
  3. kuiert
  4. kuieren
  5. kuieren
  6. kuieren
o.v.t.
  1. kuierde
  2. kuierde
  3. kuierde
  4. kuierden
  5. kuierden
  6. kuierden
v.t.t.
  1. heb gekuierd
  2. hebt gekuierd
  3. heeft gekuierd
  4. hebben gekuierd
  5. hebben gekuierd
  6. hebben gekuierd
v.v.t.
  1. had gekuierd
  2. had gekuierd
  3. had gekuierd
  4. hadden gekuierd
  5. hadden gekuierd
  6. hadden gekuierd
o.t.t.t.
  1. zal kuieren
  2. zult kuieren
  3. zal kuieren
  4. zullen kuieren
  5. zullen kuieren
  6. zullen kuieren
o.v.t.t.
  1. zou kuieren
  2. zou kuieren
  3. zou kuieren
  4. zouden kuieren
  5. zouden kuieren
  6. zouden kuieren
en verder
  1. ben gekuierd
  2. bent gekuierd
  3. is gekuierd
  4. zijn gekuierd
  5. zijn gekuierd
  6. zijn gekuierd
diversen
  1. kuier!
  2. kuiert!
  3. gekuierd
  4. kuierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kuieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caminar geloop; lopen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
callejear kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; slenteren; slungelen
calumniar kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen belasteren; beschimpen; honen; kwaadspreken; lasteren; roddelen; smaden; verguizen
caminar kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
deambular kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen aan de zwerf zijn; dolen; drentelen; dwalen; flaneren; omzwerven; ronddarren; ronddolen; ronddwalen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondzwerven; slenteren; waren; zwerven
ir a pie kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; beroeren; bewegen; in beweging brengen
pasear kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; omzwerven; ronddarren; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondwaren; rondzwalken; zwerven
pasear lentamente kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; slenteren
pasearse kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; flaneren

Verwante woorden van "kuieren":


Wiktionary: kuieren


Cross Translation:
FromToVia
kuieren pasear; deambular spazierengemächlich gehen zum Zwecke der Entspannung und Zerstreuung