Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kruis (Nederlands) in het Spaans

kruis:

kruis [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kruis (kruisvorm)
    la cruz; la forma de cruz
  2. het kruis (gebaar na gebed)
    la tentación; el sufrimiento; el suplicio; la dura prueba
  3. het kruis (edele delen)
    la partes delicadas; el genitales
  4. het kruis (kwel; droefenis; ongeluk; )
    la aflicción; la pena; el pesar; la tristeza; la melancolía

Vertaal Matrix voor kruis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aflicción droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart bedroefdheid; bitterheid; chagrijn; droefheid; ellende; ergernis; gedeprimeerdheid; kommer; kwel; leed; misère; neerslachtigheid; pijn; radeloosheid; ramp; rampspoed; smart; somberheid; verdriet; vertwijfeling; wanhoop; wrangheid; zwaarmoedigheid
cruz kruis; kruisvorm crucifix; kruisbeeld; schoft; schouder
dura prueba gebaar na gebed; kruis boetedoening; boetstraf; godsgericht; godsoordeel; oordeel van god; penitentie; vuurproef
forma de cruz kruis; kruisvorm
genitales edele delen; kruis genitaliën; geslachtsdelen; geslachtsorganen; schaamdelen
melancolía droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart bedroefdheid; droefgeestigheid; droefheid; melancholie; radeloosheid; somberheid; treurnis; triestheid; vertwijfeling; wanhoop; weemoed
partes delicadas edele delen; kruis
pena droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart bedroefdheid; chagrijn; deernis; droefenis; droefheid; ergernis; hulpbehoevendheid; leed; moeilijkheid; narigheid; nood; penarie; pijn; probleem; radeloosheid; smart; strafmiddel; strafmiddelen; treurigheid; treurnis; verdriet; vertwijfeling; wanhoop
pesar droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart chagrijn; ergernis; leed; pijn; smart; verdriet
sufrimiento gebaar na gebed; kruis boetedoening; boetstraf; lijden; penitentie
suplicio gebaar na gebed; kruis beproeving; bezoeking; boetedoening; boetstraf; ergernis; grief; kwelling; nood; penitentie; strafplaats; temptatie; tuchthuis
tentación gebaar na gebed; kruis aantrekking; aanvechting; bekoring; seductie; temptatie; verleidelijkheid; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
tristeza droefenis; kruis; kwel; leed; ongeluk; pijn; rouw; smart bedroefdheid; chagrijn; droefenis; droefgeestigheid; droefheid; ergernis; leed; melancholie; pijn; radeloosheid; smart; smarten; somberheid; treurigheid; treurnis; triestheid; verdriet; vertwijfeling; wanhoop; zieligheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pesar afwegen; uitwegen; wegen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
cruz kruisje
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
suplicio kwelling

Verwante woorden van "kruis":


Wiktionary: kruis


Cross Translation:
FromToVia
kruis cruz cross — geometrical figure
kruis entrepierna crotch — area of a person’s body
kruis cara heads — side of coin
kruis cruz KreuzSymbol
kruis cruz croix — antiq|fr sorte de gibet où l’on attachait, dans l’antiquité, certains criminels.
kruis tenedor fourchette — Ustensile de table
kruis lomo lombes — Parties musculaires

kruisen:

kruisen werkwoord (kruis, kruist, kruiste, kruisten, gekruist)

  1. kruisen (een kruis slaan)
    cruzar; crucificar
  2. kruisen (tegen de wind in varen; laveren)
    navegar; bordear

Conjugations for kruisen:

o.t.t.
  1. kruis
  2. kruist
  3. kruist
  4. kruisen
  5. kruisen
  6. kruisen
o.v.t.
  1. kruiste
  2. kruiste
  3. kruiste
  4. kruisten
  5. kruisten
  6. kruisten
v.t.t.
  1. heb gekruist
  2. hebt gekruist
  3. heeft gekruist
  4. hebben gekruist
  5. hebben gekruist
  6. hebben gekruist
v.v.t.
  1. had gekruist
  2. had gekruist
  3. had gekruist
  4. hadden gekruist
  5. hadden gekruist
  6. hadden gekruist
o.t.t.t.
  1. zal kruisen
  2. zult kruisen
  3. zal kruisen
  4. zullen kruisen
  5. zullen kruisen
  6. zullen kruisen
o.v.t.t.
  1. zou kruisen
  2. zou kruisen
  3. zou kruisen
  4. zouden kruisen
  5. zouden kruisen
  6. zouden kruisen
en verder
  1. ben gekruist
  2. bent gekruist
  3. is gekruist
  4. zijn gekruist
  5. zijn gekruist
  6. zijn gekruist
diversen
  1. kruis!
  2. kruist!
  3. gekruist
  4. kruisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kruisen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bordear laveren
cruzar overlopen; oversteken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bordear kruisen; laveren; tegen de wind in varen afzetten; koers zetten naar; koersen naar; omranden; opkruisen; oplaveren
crucificar een kruis slaan; kruisen kruisigen; opkruisen; oplaveren
cruzar een kruis slaan; kruisen doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; dwars oversteken; in tweeën houwen; keperen; klieven; kloven; opkruisen; oplaveren; overgaan; oversteken
navegar kruisen; laveren; tegen de wind in varen bevaren; koers zetten naar; koersen naar; navigeren; opkruisen; oplaveren; stevenen; varen; zeilen

Verwante woorden van "kruisen":


Wiktionary: kruisen


Cross Translation:
FromToVia
kruisen cruzar cross — travel in a direction or path that will intersect with that another
kruisen mestizar; cruzar kreuzenBiologie: Tiere oder Pflanzen verschiedener Art, Rasse, Gattung oder Sorte zur Paarung bzw. geschlechtlichen Vereinigung bringen

Verwante vertalingen van kruis