Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kram:
  2. krammen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kram (Nederlands) in het Spaans

kram:

kram [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kram
    el gancho; la grapa; la manilla; el broche; el garfio; el grapón
    • gancho [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grapa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • manilla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • broche [el ~] zelfstandig naamwoord
    • garfio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grapón [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kram:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
broche kram bloemknop; broche; drukkertje; knop; sierspeld
gancho kram aanbrenger; aanlokker; haak; haakje; klantenlokker; klem; klemhaak; ophanghaak; ophanghaakje; runner; spanhaak; stoepier; tekenhaak; wielklem
garfio kram haak; klem; klemhaak; ophanghaak; tekenhaak
grapa kram hechting; klamp; knijp; mijt; nietje; vasthechting
grapón kram
manilla kram

Verwante woorden van "kram":


Wiktionary: kram


Cross Translation:
FromToVia
kram broche; hebilla; corchete; manija clasp — fastener or holder

kram vorm van krammen:

krammen werkwoord (kram, kramt, kramde, kramden, gekramd)

  1. krammen (met een kram vastmaken)
    enganchar; lañar

Conjugations for krammen:

o.t.t.
  1. kram
  2. kramt
  3. kramt
  4. krammen
  5. krammen
  6. krammen
o.v.t.
  1. kramde
  2. kramde
  3. kramde
  4. kramden
  5. kramden
  6. kramden
v.t.t.
  1. heb gekramd
  2. hebt gekramd
  3. heeft gekramd
  4. hebben gekramd
  5. hebben gekramd
  6. hebben gekramd
v.v.t.
  1. had gekramd
  2. had gekramd
  3. had gekramd
  4. hadden gekramd
  5. hadden gekramd
  6. hadden gekramd
o.t.t.t.
  1. zal krammen
  2. zult krammen
  3. zal krammen
  4. zullen krammen
  5. zullen krammen
  6. zullen krammen
o.v.t.t.
  1. zou krammen
  2. zou krammen
  3. zou krammen
  4. zouden krammen
  5. zouden krammen
  6. zouden krammen
en verder
  1. ben gekramd
  2. bent gekramd
  3. is gekramd
  4. zijn gekramd
  5. zijn gekramd
  6. zijn gekramd
diversen
  1. kram!
  2. kramt!
  3. gekramd
  4. krammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor krammen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enganchar vasthaken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enganchar krammen; met een kram vastmaken aanhaken; aanhangen; aankoppelen; haken; hechten; klemmen; knellen; lijmen; omklemmen; opplakken; ronselen; vasthaken; vasthechten; vastkoppelen; vastlijmen; vastplakken; voorspannen
lañar krammen; met een kram vastmaken opspannen; spannen

Verwante woorden van "krammen":


Verwante vertalingen van kram