Nederlands
Uitgebreide vertaling voor knauw (Nederlands) in het Spaans
knauw:
-
de knauw
Vertaal Matrix voor knauw:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dentellada | knauw | |
mordedura | knauw | |
mordida | knauw | |
mordisco | knauw | hap; mondvol |
picadura | knauw | injectie; inspuiting; lid; lul; penis; piemel; pik; prik; roede; spuitje |
Verwante woorden van "knauw":
knauwen:
-
knauwen (kluiven)
-
knauwen (knagen)
roer; morder; mordisquear; ronchar; comer saboreando lentamente-
roer werkwoord
-
morder werkwoord
-
mordisquear werkwoord
-
ronchar werkwoord
-
comer saboreando lentamente werkwoord
-
-
knauwen (pijn doen; zeer doen; pijn bezorgen)
doler; hacer dolor; herir; hacer mal-
doler werkwoord
-
hacer dolor werkwoord
-
herir werkwoord
-
hacer mal werkwoord
-
Conjugations for knauwen:
o.t.t.
- knauw
- knauwt
- knauwt
- knauwen
- knauwen
- knauwen
o.v.t.
- knauwde
- knauwde
- knauwde
- knauwden
- knauwden
- knauwden
v.t.t.
- heb geknauwd
- hebt geknauwd
- heeft geknauwd
- hebben geknauwd
- hebben geknauwd
- hebben geknauwd
v.v.t.
- had geknauwd
- had geknauwd
- had geknauwd
- hadden geknauwd
- hadden geknauwd
- hadden geknauwd
o.t.t.t.
- zal knauwen
- zult knauwen
- zal knauwen
- zullen knauwen
- zullen knauwen
- zullen knauwen
o.v.t.t.
- zou knauwen
- zou knauwen
- zou knauwen
- zouden knauwen
- zouden knauwen
- zouden knauwen
diversen
- knauw!
- knauwt!
- geknauwd
- knauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze