Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Spaans ->Vertaal kleinheid

Vertaal kleinheid van Nederlands naar Spaans

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

kleinheid:
- pequeñez; mezquindad
klein:
- bajo; bajito; chico; poco; menor; en escasa medida; escaso
Wiktionary:
- kleinheid → bajeza, pequeñez
- kleinheid → modestia
- klein → pequeño, diminuto, bajo, corto, chico, chiquillo, menudito, menudo
- klein → diminuto, pequeño, minúscula, bajo, chico, joven, minúsculo, pequeñito, niño

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kleinheid (Nederlands) in het Spaans

kleinheid:

kleinheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de kleinheid
la pequeñez; la mezquindad
- pequeñez [la ~] zelfstandig naamwoord
- mezquindad [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kleinheid:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
mezquindad	kleinheid	armzaligheid; bekrompenheid; benepenheid; beperktheid; burgerlijkheid; eenzijdigheid; geborneerdheid; karigheid; kleingeestigheid; kleinhartigheid; kleinzieligheid; lafheid; poverheid; schamelheid; schraalheid; schraapzucht; schraperigheid
pequeñez	kleinheid

Verwante woorden van "kleinheid":

klein

Wiktionary: kleinheid

kleinheid

noun

het klein zijn
- kleinheid → bajeza; pequeñez

Cross Translation:

From	To	Via
• kleinheid	→ modestia	↔ modestie — retenue dans la manière de penser et de parler de soi.

kleinheid vorm van klein:

klein bijvoeglijk naamwoord

klein (van geringe afmeting; ondermaats)
bajo; bajito; chico
- bajo bijvoeglijk naamwoord
- bajito bijvoeglijk naamwoord
- chico bijvoeglijk naamwoord
klein (in geringe mate)
poco; menor; en escasa medida; escaso
- poco bijvoeglijk naamwoord
- menor bijvoeglijk naamwoord
- en escasa medida bijvoeglijk naamwoord
- escaso bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor klein:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bajo		bas; contrabas; zandbank; zandplaat; zandschol
chico		baasje; dreumes; gast; gozer; heerschap; hummel; jochie; jongen; jongetje; kerel; kind; klein jongetje; klein kereltje; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter; knakker; knul; man; mannetje; mannetjesdier; peuter; rakker; sujet; uk; vent; worm; wurm
menor		de jongere; junior; kind
poco		beetje
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bajito	klein; ondermaats; van geringe afmeting	in 't geniep
bajo	klein; ondermaats; van geringe afmeting	achterbaks; arm; armetierig; banaal; berooid; boefachtig; boosaardig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; in het geniep; inferieur; laag; laag-bij-de-grond; laaghangend; laaghartig; leep; listig; lomp; minderwaardig; niet boven; niet hoog; onder; ondermaats; ondeugdelijk; onedel; ordinair; plat; platvloers; ploertig; pover; schunnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; triviaal; tweederangs; uitgekookt; vals; vulgair; vunzig; zwak
chico	klein; ondermaats; van geringe afmeting
en escasa medida	in geringe mate; klein
escaso	in geringe mate; klein	arm; armetierig; berooid; bleekjes; droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; luttel; mager; nabije; pips; pover; schaars; schraal; schriel; slap; slapjes; wee; weinig; zeldzaam; ziekelijk; zwak
menor	in geringe mate; klein	jonger; jongst; kleinst; kleinste; marginaler; minder oud; miniemste; onmondig
poco	in geringe mate; klein	beetje; een paar; enige; enkele; karig; krap; luttel; miniem; minitueus; niet overvloedig; sommige; wat; weinig

Verwante woorden van "klein":

kleinheid, kleiner, kleinere, kleinst, kleinste, kleine

Antoniemen van "klein":

groot

Verwante definities voor "klein":

jong¹
- je bent nog te klein om zo lang op te blijven¹
wie of wat weinig ruimte inneemt¹
- ze is klein voor haar leeftijd¹

Wiktionary: klein

klein

adjective

van geringe grootte
- klein → pequeño; diminuto; bajo; corto; chico; chiquillo; menudito; menudo

Cross Translation:

From	To	Via
• klein	→ diminuto	↔ diminutive — very small
• klein	→ pequeño	↔ little — small in size
• klein	→ pequeño	↔ little — very young
• klein	→ minúscula	↔ lower case — lower case letters, collectively
• klein	→ bajo	↔ short — of a person, of comparatively little height
• klein	→ pequeño; chico	↔ small — not large
• klein	→ pequeño; joven	↔ small — young
• klein	→ diminuto; minúsculo; pequeñito	↔ tiny — very small
• klein	→ pequeño	↔ wee — small, little
• klein	→ pequeño	↔ klein — von geringem Ausmaß
• klein	→ bajo	↔ bref — Petit de taille
• klein	→ pequeño; chico	↔ petit — De taille réduite.
• klein	→ pequeño; chico; joven; niño	↔ petit — Jeune.

¹Muiswerk Woordenboek