Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kiften:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kiften (Nederlands) in het Spaans

kiften:

kiften werkwoord (kift, kiftte, kiftten, gekift)

  1. kiften (ruzie maken; ruziën; twisten; krakelen; kijven)
    disputar; discutir; pelear; regañar; altercar
  2. kiften (kibbelen)
    palotear

Conjugations for kiften:

o.t.t.
  1. kift
  2. kift
  3. kift
  4. kiften
  5. kiften
  6. kiften
o.v.t.
  1. kiftte
  2. kiftte
  3. kiftte
  4. kiftten
  5. kiftten
  6. kiftten
v.t.t.
  1. heb gekift
  2. hebt gekift
  3. heeft gekift
  4. hebben gekift
  5. hebben gekift
  6. hebben gekift
v.v.t.
  1. had gekift
  2. had gekift
  3. had gekift
  4. hadden gekift
  5. hadden gekift
  6. hadden gekift
o.t.t.t.
  1. zal kiften
  2. zult kiften
  3. zal kiften
  4. zullen kiften
  5. zullen kiften
  6. zullen kiften
o.v.t.t.
  1. zou kiften
  2. zou kiften
  3. zou kiften
  4. zouden kiften
  5. zouden kiften
  6. zouden kiften
diversen
  1. kift!
  2. kift!
  3. gekift
  4. kiftend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kiften:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
discutir ruzie maken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
altercar kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten ruzie hebben
discutir kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten argumenteren; bakkeleien; bediscussiëren; bekvechten; bepraten; bespreken; debatteren; discussiëren; disputeren; doorpraten; doorspreken; hakketakken; overleg voeren; praten over; protesteren; redetwisten; ruzie hebben; ruzieën; tegenspreken; tegenwerpen; twisten; uitpraten; uitspreken; weerspreken
disputar kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten argumenteren; debatteren; discussiëren; disputeren; redetwisten; twisten
palotear kibbelen; kiften
pelear kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten bakkeleien; bekampen; bestrijden; bevechten; duelleren; een strijd houden; kampen; knokken; matten; met iemand worstelen; strijd voeren; strijden; vechten; worstelen
regañar kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten beknorren; berispen; manen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; sakkeren; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen

Wiktionary: kiften

kiften
verb
  1. intr|nld ruzie maken