Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Spaans ->Vertaal kerks

Vertaal kerks van Nederlands naar Spaans

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

kerks:
- religioso
kerk:
- templo; parroquia; comunidad religiosa; comunidad; comunidad parroquial; iglesia
Wiktionary:
- kerk → iglesia
- kerk → iglesia

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kerks (Nederlands) in het Spaans

kerks:

kerks bijvoeglijk naamwoord

kerks (kerksgezind; kerkelijk)
religioso
- religioso bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor kerks:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
religioso		broeder-onderwijzer; broeders; broers; frater; godsdienstige; godvruchtige; kloosterbroeder; lekenbroeder; ordebroeder; vrome
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
religioso	kerkelijk; kerks; kerksgezind	devoot; geestelijk; gelovig; godsdienstig; godsvruchtig; godvruchtig; godzalig; kerkelijk; religieus; vroom
-	fijne

Verwante woorden van "kerks":

kerkse, kerk

kerk:

kerk [de ~] zelfstandig naamwoord

de kerk (kerkgebouw; godshuis; bedehuis)
el templo
- templo [el ~] zelfstandig naamwoord
de kerk (kerkgemeenschap; parochie)
la parroquia; la comunidad religiosa; la comunidad; la comunidad parroquial
- parroquia [la ~] zelfstandig naamwoord
- comunidad religiosa [la ~] zelfstandig naamwoord
- comunidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- comunidad parroquial [la ~] zelfstandig naamwoord
de kerk
iglesia
- iglesia

Vertaal Matrix voor kerk:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
comunidad	kerk; kerkgemeenschap; parochie	burgers; community; gemeenschap; leefgemeenschap; woongemeenschap
comunidad parroquial	kerk; kerkgemeenschap; parochie
comunidad religiosa	kerk; kerkgemeenschap; parochie	kerkgemeente; kerkgenootschap
parroquia	kerk; kerkgemeenschap; parochie	gemeente; kerkgebied; kerkgemeente; parochiehuis
templo	bedehuis; godshuis; kerk; kerkgebouw
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
iglesia	kerk

Verwante woorden van "kerk":

kerks, kerken

Verwante definities voor "kerk":

gebouw waar gelovigen bij elkaar komen¹
- zij gaat elke zondag naar de kerk¹
groep mensen met hetzelfde geloof¹
- de paus is het hoofd van de katholieke kerk¹

Wiktionary: kerk

kerk

noun

Openbaar gebouw voor christelijke samenkomsten
- kerk → iglesia
Christelijke organisatie voor beleving van een specifieke christelijke godsdienst
- kerk → iglesia
Georganiseerde groep die bepaalde christelijke standpunten aanhangt
- kerk → iglesia

Cross Translation:

From	To	Via
• kerk	→ iglesia	↔ church — house of worship
• kerk	→ iglesia	↔ church — a religious organization
• kerk	→ iglesia	↔ kerk — Christelijke organisatie voor beleving van een specifieke christelijke godsdienst
• kerk	→ iglesia	↔ kerk — Openbaar gebouw voor christelijke samenkomsten
• kerk	→ iglesia	↔ Kirche — geweihter Versammlungsort einer christlichen Glaubensgemeinschaft, in dem u. a. Gottesdienste abgehalten werden; Gebäude, das zum Abhalten christlicher Rituale vorgesehen ist
• kerk	→ iglesia	↔ église — Lieu de culte

¹Muiswerk Woordenboek