Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acontecimiento
|
incident; zaakje
|
evenement; gebeurtenis
|
acto
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
actie; aktie; daad; evenement; gebeurtenis; handeling
|
armatoste
|
incident; zaakje
|
bakbeest; gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; kolos; loei; onding
|
asunto poco claro
|
incident; zaakje
|
|
caso
|
incident; zaakje
|
aanvraag; casus; contract; evenement; gebeurtenis; geval; kwestie; naamval; taak; winkel; winkelzaak; zaak
|
chisme
|
incident; zaakje
|
achterklap; gebabbel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; gerucht; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; vals gerucht
|
cuestión
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
aangelegenheid; affaire; financiële kwestie; geldzaak; geval; interpellatie; kwestie; kwesties; opgaaf; opgave; probleem; problematiek; problemen; vraag; vraagstuk; zaak; zwaarte
|
disputa
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
argument; debat; discussie; dispuut; drukte; gebakkelei; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gehakketak; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geruzie; geschil; gesprek; handgemeen; heisa; krakeel; kwestie; onenigheid; probleem; redestrijd; redetwist; ruzie; schermutseling; twist; twistgesprek; vraagstuk; woordenstrijd; woordenwisseling
|
hecho
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
bekend feit; evenement; feit; gebeurtenis; gegeven
|
incidente
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval; zaakje
|
rijsnelheid
|
materia de discusión
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
geschil; issue; kwestie; probleem; punt; ruzie; twist; verschilpunt; vraagstuk
|
negocio
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
bedrijf; casus; commercie; firma; geval; handel; handelsverkeer; kleine onderneming; koophandel; kwestie; negotie; nering; onderneming; winkelbedrijf; zaak
|
objeto de discusión
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
casus; geval; issue; kwestie; probleem; punt; vraagstuk
|
suceso
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval; zaakje
|
|
transacción
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
casus; deal; geval; kwestie; transactie; zaak
|
trato
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
behandeling; bejegening; casus; geslachtsgemeenschap; geval; kwestie; omgang; treatment; verkeer
|
tópico
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
casus; cliché; dooddoener; gemeenplaats; geval; issue; kwestie; kwesties; probleem; problematiek; problemen; punt; stereotiep beeld; stereotype; vraagstuk
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hecho
|
|
af; beëindigd; gaar; gecreëerd; gedaan; gemaakt; gereed; geschapen; klaar; moe; vermoeid; volbracht
|
tópico
|
|
cliché
|