Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brillar
|
|
blinken
|
saltar a la vista
|
|
opvallen
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brillar
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
blaken; blinken; flikkeren; flonkeren; fonkelen; geuren; glanzen; glimmen; glinsteren; glitteren; klingelen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; pralen; pronken; rinkelen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; te kijk lopen met; tingelen; tinkelen; twinkelen
|
descollar
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
|
destacarse
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
aanschouwen; bekijken; decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; gewaarworden; kijken; naar de vijand overlopen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; ridderen; staren; te zien krijgen; turen; van elkaar onderscheiden; zien
|
exhibir
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
aanbieden; blootleggen; etaleren; exposeren; geuren; laten zien; offreren; onthullen; ontmaskeren; pralen; presenteren; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen; voorleggen
|
exponer
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
belichten; beschikbaar maken; beschrijven; blootleggen; etaleren; exposeren; geuren; insturen; inzenden; laten zien; mededelen; met licht beschijnen; onthullen; ontmaskeren; ontvouwen; openbreken; openleggen; posten; pralen; presenteren; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uiteenzetten; uitleggen; uitstallen; verduidelijken; verhalen; vertellen; vertonen; voor ogen brengen; zeggen
|
extender
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
distribueren; expanderen; gunnen; iets toekennen; openen; ronddelen; spreiden; talrijker maken; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitreiken; uitsmeren; verbreiden; verdelen; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
|
hacerse interesante
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
aandacht trekken; geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met
|
llamar la atención
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
bemerken; opmerken
|
ostentar
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
exposeren; geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen
|
resaltar
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
markeren; vooruitspringen; vooruitsteken
|
saltar
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
barsten; een knippend geluid maken; een sprongetje maken; induiken; kletteren; losspringen; openspringen; opspringen; overheen springen; overspringen; rammelen; springen
|
saltar a la vista
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
|
sobrepasar
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
aftroeven; overbieden; overstijgen; overtreffen; overtroeven; overvleugelen; voorbijstreven
|
sorprender
|
afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
|
afluisteren; betrappen; frapperen; iemand overvallen met iets; iets onverwachts doen; overrompelen; overvallen; snappen; verrassen
|