Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
golpear
|
|
bekloppen
|
tomar
|
|
beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
azotar
|
iemand raken; iemand treffen
|
afranselen; beroeren; iemand toetakelen; knuppelen; raken; treffen
|
batir
|
iemand raken; iemand treffen
|
beroeren; inkloppen; klutsen; knuppelen; raken; ranselen; roeren; treffen
|
comer un peón
|
iemand raken; iemand treffen
|
beroeren; raken; treffen
|
dar golpes
|
iemand raken; iemand treffen
|
aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bomen kappen; een klap geven; hakken; houwen; kappen; kloppen; omhakken; raken; rammen; slaan; tikken; treffen; vellen
|
golpear
|
iemand raken; iemand treffen
|
aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bonken; bonzen; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kletteren; kloppen; luiden; meppen; raken; rammelen; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; tikken; timmeren; treffen
|
pegar
|
iemand raken; iemand treffen
|
aan elkaar bevestigen; aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aaneen plakken; aaneenplakken; aanhechten; aankleven; aanlijmen; afbedelen; afranselen; beplakken; beroeren; bevestigen; bonken; hameren; hechten; heien; iemand toetakelen; iets vastkleven; inplakken; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; raken; rammen; samenplakken; slaan; treffen; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastmaken; vastplakken
|
tomar
|
iemand raken; iemand treffen
|
aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; consumeren; controleren; dineren; doorslikken; eten; examineren; gebruik maken van; gebruiken; halen; inlijven; inslikken; inspecteren; ketenen; keuren; kluisteren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; schouwen; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen
|