Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hoereren (Nederlands) in het Spaans
hoereren:
-
hoereren (tippelen)
trotar; hacer la calle; corretear; putear-
trotar werkwoord
-
hacer la calle werkwoord
-
corretear werkwoord
-
putear werkwoord
-
-
hoereren (zich prostitueren)
prostituirse-
prostituirse werkwoord
-
Conjugations for hoereren:
o.t.t.
- hoereer
- hoereert
- hoereert
- hoereren
- hoereren
- hoereren
o.v.t.
- hoereerde
- hoereerde
- hoereerde
- hoereerden
- hoereerden
- hoereerden
v.t.t.
- heb gehoereerd
- hebt gehoereerd
- heeft gehoereerd
- hebben gehoereerd
- hebben gehoereerd
- hebben gehoereerd
v.v.t.
- had gehoereerd
- had gehoereerd
- had gehoereerd
- hadden gehoereerd
- hadden gehoereerd
- hadden gehoereerd
o.t.t.t.
- zal hoereren
- zult hoereren
- zal hoereren
- zullen hoereren
- zullen hoereren
- zullen hoereren
o.v.t.t.
- zou hoereren
- zou hoereren
- zou hoereren
- zouden hoereren
- zouden hoereren
- zouden hoereren
diversen
- hoereer!
- hoereert!
- gehoereerd
- hoererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor hoereren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
corretear | hoereren; tippelen | met trippelpasjes lopen; met vlugge pasjes gaan; robbedoezen; trippelen |
hacer la calle | hoereren; tippelen | |
prostituirse | hoereren; zich prostitueren | |
putear | hoereren; tippelen | |
trotar | hoereren; tippelen | hardlopen; rennen |
- | hoeren |