Nederlands

Uitgebreide vertaling voor heien (Nederlands) in het Spaans

heien:

heien werkwoord (hei, heit, heide, heiden, geheid)

  1. heien

Conjugations for heien:

o.t.t.
  1. hei
  2. heit
  3. heit
  4. heien
  5. heien
  6. heien
o.v.t.
  1. heide
  2. heide
  3. heide
  4. heiden
  5. heiden
  6. heiden
v.t.t.
  1. heb geheid
  2. hebt geheid
  3. heeft geheid
  4. hebben geheid
  5. hebben geheid
  6. hebben geheid
v.v.t.
  1. had geheid
  2. had geheid
  3. had geheid
  4. hadden geheid
  5. hadden geheid
  6. hadden geheid
o.t.t.t.
  1. zal heien
  2. zult heien
  3. zal heien
  4. zullen heien
  5. zullen heien
  6. zullen heien
o.v.t.t.
  1. zou heien
  2. zou heien
  3. zou heien
  4. zouden heien
  5. zouden heien
  6. zouden heien
en verder
  1. is geheid
  2. zijn geheid
diversen
  1. hei!
  2. heit!
  3. geheid
  4. heiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor heien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
golpear bekloppen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brindar heien een toost uitbrengen; fluisteren; klampen; kletteren; lispelen; proosten; rammelen; sissen; toosten
chocar los vasos heien kletteren; rammelen
clavar en el suelo heien
dar martillazos heien beuken; rammen
golpear heien aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bonken; bonzen; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kletteren; kloppen; luiden; meppen; raken; rammelen; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; tikken; timmeren; treffen
hincar pilotes heien
machacar heien aandringen; aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; doordrammen; doordrijven; doordrukken; drammen; dwingen; emmeren; fijnmaken; forceren; herkauwen; inhameren; inheien; instampen; platdrukken; trappelen; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren; zemelen; zeuren
machacar sobre heien
martillar heien beuken; bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan
martillear heien beuken; rammen
pegar heien aan elkaar bevestigen; aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aaneen plakken; aaneenplakken; aanhechten; aankleven; aanlijmen; afbedelen; afranselen; beplakken; beroeren; bevestigen; bonken; hameren; hechten; iemand raken; iemand toetakelen; iemand treffen; iets vastkleven; inplakken; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; raken; rammen; samenplakken; slaan; treffen; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastmaken; vastplakken
remachar heien doorponsen; klampen; kletteren; ponsen; rammelen; stansen
trabajar la madera heien
trincar heien klampen; kletteren; rammelen

Verwante woorden van "heien":


heien vorm van hei:

hei [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de hei (heidegrond; heide; heidevlakte)
    el brezal
    • brezal [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. de hei (heidecultuur; heide)
    el cultivo de brezal

Vertaal Matrix voor hei:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brezal hei; heide; heidegrond; heidevlakte heideveld
cultivo de brezal hei; heide; heidecultuur heidekruid; heideplant; heidestruik

Verwante woorden van "hei":


Wiktionary: hei


Cross Translation:
FromToVia
hei brezo heath — small everygreen shrub
hei brezo heath — uncultivated land with sandy soil