Nederlands

Uitgebreide vertaling voor groef (Nederlands) in het Spaans

groef:

groef [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de groef (langwerpige uitholling; groeve)
    la rendija; la raja; la hendidura; la zanja; el surco; la ranura; la canaladura
    • rendija [la ~] zelfstandig naamwoord
    • raja [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hendidura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • zanja [la ~] zelfstandig naamwoord
    • surco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ranura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • canaladura [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de groef (inkeping; kloof; reet; )
    la muesca; escopladura; la entalladura

Vertaal Matrix voor groef:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canaladura groef; groeve; langwerpige uitholling geul; gleuf; langwerpige uitholling; opening; sleuf; vaargeul; vore
entalladura barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing boterham; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; kartel; keep; kerf; kerfsnede; plak brood; snede; snee; sneetje
escopladura barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
hendidura groef; groeve; langwerpige uitholling barst; bergkloof; bergspleet; breuk; buurtschap; gat; gehucht; geul; gleuf; insnijding; kloof; krak; langwerpige uitholling; opening; rotskloof; rotsspleet; scheur; sleuf; spleet; split; spouw; tussenruimte; uitsparing; vaargeul
muesca barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kerfsnede; snede; snee
raja groef; groeve; langwerpige uitholling barst; breuk; geul; gleuf; krak; langwerpige uitholling; opening; scheur; sleuf; vaargeul
ranura groef; groeve; langwerpige uitholling bergkloof; bergspleet; geul; gleuf; kier; kloof; langwerpige uitholling; naad; opening; ribbel; rotskloof; sleuf; sponning; vaargeul; voeg; vore
rendija groef; groeve; langwerpige uitholling bergkloof; bergspleet; geul; gleuf; kier; kloof; langwerpige uitholling; opening; rotskloof; sleuf; vaargeul; vore
surco groef; groeve; langwerpige uitholling bergkloof; bergspleet; gleuf; kloof; langwerpige uitholling; opening; rotskloof; sleuf; vore
zanja groef; groeve; langwerpige uitholling bergkloof; bergspleet; brandgang; gleuf; greppel; kloof; langwerpige uitholling; opening; rotskloof; sleuf; sloot

Verwante woorden van "groef":


Wiktionary: groef


Cross Translation:
FromToVia
groef surco furrow — deep wrinkle in the skin of the face
groef zanja fossé — fosse creusée pour enfermer, ou pour faire écouler les eaux
groef ranura; hendidura rainure — mécanique|fr Petite entaille faite en long sur l’épaisseur d’une pièce mécanique, pour y assembler une autre pièce, ou pour servir à une coulisse.
groef surco; arruga; estría; acanaladura sillontranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure.

groef vorm van groeven:

groeven werkwoord (groef, groeft, groefde, groefden, gegroefd)

  1. groeven (inkerven; insnijden)
    grabar; hender; entallar

Conjugations for groeven:

o.t.t.
  1. groef
  2. groeft
  3. groeft
  4. groeven
  5. groeven
  6. groeven
o.v.t.
  1. groefde
  2. groefde
  3. groefde
  4. groefden
  5. groefden
  6. groefden
v.t.t.
  1. heb gegroefd
  2. hebt gegroefd
  3. heeft gegroefd
  4. hebben gegroefd
  5. hebben gegroefd
  6. hebben gegroefd
v.v.t.
  1. had gegroefd
  2. had gegroefd
  3. had gegroefd
  4. hadden gegroefd
  5. hadden gegroefd
  6. hadden gegroefd
o.t.t.t.
  1. zal groeven
  2. zult groeven
  3. zal groeven
  4. zullen groeven
  5. zullen groeven
  6. zullen groeven
o.v.t.t.
  1. zou groeven
  2. zou groeven
  3. zou groeven
  4. zouden groeven
  5. zouden groeven
  6. zouden groeven
en verder
  1. is gegroefd
  2. zijn gegroefd
diversen
  1. groef!
  2. groeft!
  3. gegroefd
  4. groevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

groeven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de groeven (smalle uithollingen; gleuven; sleuven)
    la zanjas; la acanaladura; el ahuecamientos estrechos; la excavaciones estrechas

Vertaal Matrix voor groeven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acanaladura gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen ribbel
ahuecamientos estrechos gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen
excavaciones estrechas gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen
zanjas gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen greppels
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entallar groeven; inkerven; insnijden een inkeping maken; houtsnijden; inkepen; inkerven; kepen; kerven; snijwerk maken; uithakken; uithouwen; uitkappen
grabar groeven; inkerven; insnijden aantekenen; absorberen; branden; controleren; etsen; examineren; graveren; griffelen; griffen; ingraveren; inspecteren; keuren; met een stift inkrassen; opnemen; opslorpen; opslurpen; restaureren; schouwen; verzet aantekenen
hender groeven; inkerven; insnijden doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven

Verwante woorden van "groeven":


groef vorm van graven:

graven werkwoord (graaf, graaft, groef, groeven, gegraven)

  1. graven (delven)
    excavar
  2. graven (opgraven; scheppen; opdelven)

Conjugations for graven:

o.t.t.
  1. graaf
  2. graaft
  3. graaft
  4. graven
  5. graven
  6. graven
o.v.t.
  1. groef
  2. groef
  3. groef
  4. groeven
  5. groeven
  6. groeven
v.t.t.
  1. heb gegraven
  2. hebt gegraven
  3. heeft gegraven
  4. hebben gegraven
  5. hebben gegraven
  6. hebben gegraven
v.v.t.
  1. had gegraven
  2. had gegraven
  3. had gegraven
  4. hadden gegraven
  5. hadden gegraven
  6. hadden gegraven
o.t.t.t.
  1. zal graven
  2. zult graven
  3. zal graven
  4. zullen graven
  5. zullen graven
  6. zullen graven
o.v.t.t.
  1. zou graven
  2. zou graven
  3. zou graven
  4. zouden graven
  5. zouden graven
  6. zouden graven
en verder
  1. is gegraven
  2. zijn gegraven
diversen
  1. graaf!
  2. graaft!
  3. gegraven
  4. gravend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor graven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desarrollar beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concebir graven; opdelven; opgraven; scheppen begrijpen; beseffen; broeden; concipiëren; doorzien; in het leven roepen; inrichten; installeren; inzien; maken; met het verstand vatten; onderkennen; opvatten; realiseren; scheppen; snappen; uitbroeden; warmhouden
convertirse en graven; opdelven; opgraven; scheppen afwisselen; evolueren; herzien; in het leven roepen; maken; ontstaan; ontwikkelen; oprijzen; rijzen; scheppen; veranderen; verwisselen; voortkomen; wijzigen; worden
desarrollar graven; opdelven; opgraven; scheppen afwisselen; bewerkstelligen; geschikt maken voor bebouwing; herzien; in het leven roepen; maken; ontginnen; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; opfleuren; realiseren; scheppen; tot bloei komen; tot ontwikkeling brengen; tot volle wasdom komen; uiteenvouwen; veranderen; verwerkelijken; verwezenlijken; verwisselen; wijzigen
desarrollarse graven; opdelven; opgraven; scheppen afwisselen; evolueren; herzien; ontluiken; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; plaatsen; situeren; tot wasdom komen; veranderen; verwisselen; wijzigen; zich afspelen; zich ontsluiten
desplegar graven; opdelven; opgraven; scheppen afwisselen; bikken; distribueren; eten; geuren; herzien; losgooien; loswerpen; naar binnen werken; nader verklaren; ontvouwen; ontwikkelen; openspreiden; openvouwen; pralen; pronken; ronddelen; spreiden; te kijk lopen met; toelichten; tot ontwikkeling brengen; uitbeitelen; uitbikken; uiteenzetten; uitklappen; uitleggen; uitreiken; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; veranderen; verdelen; verduidelijken; verwisselen; wijzigen
excavar delven; graven blootleggen; uitgraven

Wiktionary: graven

graven
verb
  1. een gat in de grond maken met de handen of met een graafwerktuig

Cross Translation:
FromToVia
graven cavar; ahondar; excavar dig — to move hard-packed earth out of the way
graven averiguar drill — to investigate closer
graven rebuscar; hurgar root — rummage, root out
graven cavar creuser — Faire un trou, un orifice.