Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. grissen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor grissen (Nederlands) in het Spaans

grissen:

grissen werkwoord (gris, grist, grisde, grisden, gegrist)

  1. grissen (wegkapen; grijpen; jatten; )
    mangar; birlar
  2. grissen (inpikken; pikken; ontfutselen; )
    mangar; robar; birlar

Conjugations for grissen:

o.t.t.
  1. gris
  2. grist
  3. grist
  4. grissen
  5. grissen
  6. grissen
o.v.t.
  1. grisde
  2. grisde
  3. grisde
  4. grisden
  5. grisden
  6. grisden
v.t.t.
  1. heb gegrist
  2. hebt gegrist
  3. heeft gegrist
  4. hebben gegrist
  5. hebben gegrist
  6. hebben gegrist
v.v.t.
  1. had gegrist
  2. had gegrist
  3. had gegrist
  4. hadden gegrist
  5. hadden gegrist
  6. hadden gegrist
o.t.t.t.
  1. zal grissen
  2. zult grissen
  3. zal grissen
  4. zullen grissen
  5. zullen grissen
  6. zullen grissen
o.v.t.t.
  1. zou grissen
  2. zou grissen
  3. zou grissen
  4. zouden grissen
  5. zouden grissen
  6. zouden grissen
en verder
  1. is gegrist
  2. zijn gegrist
diversen
  1. gris!
  2. grist!
  3. gegrist
  4. grissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor grissen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
birlar afsnoepen; bietsen; inpikken
mangar bietsen; inpikken
robar stelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
birlar afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; pikken; snaaien; wegkapen achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
mangar afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; pikken; snaaien; wegkapen achterhouden; achteroverdrukken; afbedelen; gappen; inpikken; jatten; onteigenen; ontvreemden; pikken; snaaien; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
robar afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achterhouden; achteroverdrukken; achteruitgaan; afbedelen; afnemen; benemen; beroven; beroven van; bestelen; declineren; depriveren; gappen; inpikken; jatten; kapen; ladelichten; leegplunderen; leegstelen; minder worden; ontfutselen; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; te kort doen; toeëigenen; uitplunderen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken