Nederlands

Uitgebreide vertaling voor griezel (Nederlands) in het Spaans

griezel:

griezel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de griezel (engerd; griezeltje)
    el tío repulsivo; el hombre desagradable

Vertaal Matrix voor griezel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hombre desagradable engerd; griezel; griezeltje
tío repulsivo engerd; griezel; griezeltje

Verwante woorden van "griezel":


Wiktionary: griezel


Cross Translation:
FromToVia
griezel aborrecimiento; repugnancia; asco Abscheuregional, landschaftlich unterschiedliches Genus: eine starke Abneigung gegen jemanden oder etwas

griezelen:

griezelen werkwoord (griezel, griezelt, griezelde, griezelden, gegriezeld)

  1. griezelen (gruwelen; gruwen)
  2. griezelen (huiveren; gruwen)

Conjugations for griezelen:

o.t.t.
  1. griezel
  2. griezelt
  3. griezelt
  4. griezelen
  5. griezelen
  6. griezelen
o.v.t.
  1. griezelde
  2. griezelde
  3. griezelde
  4. griezelden
  5. griezelden
  6. griezelden
v.t.t.
  1. heb gegriezeld
  2. hebt gegriezeld
  3. heeft gegriezeld
  4. hebben gegriezeld
  5. hebben gegriezeld
  6. hebben gegriezeld
v.v.t.
  1. had gegriezeld
  2. had gegriezeld
  3. had gegriezeld
  4. hadden gegriezeld
  5. hadden gegriezeld
  6. hadden gegriezeld
o.t.t.t.
  1. zal griezelen
  2. zult griezelen
  3. zal griezelen
  4. zullen griezelen
  5. zullen griezelen
  6. zullen griezelen
o.v.t.t.
  1. zou griezelen
  2. zou griezelen
  3. zou griezelen
  4. zouden griezelen
  5. zouden griezelen
  6. zouden griezelen
diversen
  1. griezel!
  2. griezelt!
  3. gegriezeld
  4. griezelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor griezelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cagarse de miedo griezelen; gruwen; huiveren
estremecerse griezelen; gruwen; huiveren beven; sidderen
horripilar griezelen; gruwelen; gruwen door afgrijzen bevangen worden; ijzen; verstijven
horripilarse griezelen; gruwelen; gruwen door afgrijzen bevangen worden; ijzen; verstijven
horrorizar griezelen; gruwelen; gruwen
tener horror a griezelen; gruwelen; gruwen verafschuwen; verfoeien
tiritar griezelen; gruwen; huiveren heen en weer bewegen; schudden

Verwante woorden van "griezelen":