Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chinchar
|
|
gepest; geplaag; pesterij
|
cotorrear
|
|
leuten
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
charlar
|
etteren; griepen; klieren; zeiken
|
babbelen; bomen; chatten; communiceren; converseren; een boom opzetten; een conversatie hebben; ijlen; in contact staan; keuvelen; kletsen; kletspraat verkopen; kouten; kwebbelen; kwekken; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; ratelen; spreken; wartaal spreken; zeveren; zwammen; zwetsen
|
chinchar
|
etteren; griepen; klieren; zeiken
|
een eed afleggen; inhaleren; over de longen roken; zemelen; zweren
|
cotorrear
|
etteren; griepen; klieren; zeiken
|
babbelen; belasteren; ijlen; kakelen; keuvelen; kletsen; kletspraat verkopen; kwaadspreken; kwaken; kwebbelen; kwetteren; lasteren; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; ratelen; roddelen; ruisen; snateren; wartaal spreken; zacht ruisen; zeveren; zwammen; zwetsen
|
dar la tabarra
|
etteren; griepen; klieren; zeiken
|
emmeren; klagen; zemelen; zeuren
|
parlotear
|
etteren; griepen; klieren; zeiken
|
babbelen; ijlen; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; ratelen; snateren; spreken; wartaal spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
|
quejarse
|
etteren; griepen; klieren; zeiken
|
emmeren; jammeren; jeremiëren; klagen; misnoegen uiten; over iets mopperen; weeklagen; zich beklagen
|