Nederlands

Uitgebreide vertaling voor grens (Nederlands) in het Spaans

grens:

grens [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de grens (limiet; begrenzing)
    el límite; la limitación; la restricción; el límites
  2. de grens
    la frontera
  3. de grens
    el límite
    • límite [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. de grens (rijksgrens; landgrens)
    la frontera nacional
  5. de grens (grenswaarde; limiet)
    el valor limitado
  6. de grens (lijn die de grensscheiding aangeeft; grenslijn)
    el limite; la línea fronteriza; la separación; la línea de demarcación
  7. de grens (uiterste; limiet)
    el extremo; el límite; la frontera
    • extremo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • límite [el ~] zelfstandig naamwoord
    • frontera [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor grens:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
extremo grens; limiet; uiterste buitenspeler; eindpunt; lagereind; licht bier; pils; rand; speler buitenshuis; uiteinde; ultra; zoom
frontera grens; limiet; uiterste grensovergang; grensscheiding
frontera nacional grens; landgrens; rijksgrens grens van een land; landgrens; landsgrens
limitación begrenzing; grens; limiet inperking; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
limite grens; grenslijn; lijn die de grensscheiding aangeeft
límite begrenzing; grens; limiet; uiterste afmeting van omlijning; bandbreedtebeperking; grenswaarde; lijn; netwerkbandbreedtebeperking; omtrek; schreef
límites begrenzing; grens; limiet grenzen; limieten; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
línea de demarcación grens; grenslijn; lijn die de grensscheiding aangeeft
línea fronteriza grens; grenslijn; lijn die de grensscheiding aangeeft
restricción begrenzing; grens; limiet beding; beknotting; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; inkrimping; kleiner maken; kriterium; reduceren; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
separación grens; grenslijn; lijn die de grensscheiding aangeeft afkoppelen; afscheiding; afsplitsing; afzondering; antigeleiding; beschot; isolatie; isolator; isolering; schot; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenschot
valor limitado grens; grenswaarde; limiet
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
extremo eindpunt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
extremo bijzonder; bovenmatig; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; enorm; excessief; extravagant; extreem; godgeklaagd; heel erg; hemeltergend; hogelijk; mateloos; ontiegelijk; overmatig; schandalig; schandelijk; schromelijk; ten hemel schreiend; ten zeerste; tomeloos; uitermate; uiterst; ultra; verfoeilijk; week; zeer; zeer ergerlijk; zeerste; zwak
límite maximale

Verwante woorden van "grens":


Verwante definities voor "grens":

  1. scheidingslijn tussen twee landen1
    • bij de grens liet ik mijn paspoort zien1

Wiktionary: grens

grens
noun
  1. een al dan niet denkbeeldige scheidingslijn
  2. de raaklijn tussen twee landen

Cross Translation:
FromToVia
grens frontera border — the line or frontier area separating regions
grens límite bound — boundary, border of territory
grens frontera; límite boundary — dividing line or location between two areas
grens borde edge — any sharp terminating border; a margin; a brink; extreme verge
grens frontera frontier — part of a country that fronts or faces another country or an unsettled region
grens límite limit — boundary
grens frontera Grenze — ein Rand eines Raumes und damit ein Trennwert, eine Trennlinie oder Trennfläche
grens confín confinslimite d’un pays, d’un territoire.
grens frontera; límite frontière — Les limites d’un état ou d’une contrée en tant qu’elles le séparer d’un autre état, d’une autre contrée.
grens frontera; límite limiterestriction ; point réel fini au-delà duquel on ne doit pas aller.

grenzen:

grenzen werkwoord (grens, grenst, grensde, grensden, gegrensd)

  1. grenzen (grenzen aan)

Conjugations for grenzen:

o.t.t.
  1. grens
  2. grenst
  3. grenst
  4. grenzen
  5. grenzen
  6. grenzen
o.v.t.
  1. grensde
  2. grensde
  3. grensde
  4. grensden
  5. grensden
  6. grensden
v.t.t.
  1. ben gegrensd
  2. bent gegrensd
  3. is gegrensd
  4. zijn gegrensd
  5. zijn gegrensd
  6. zijn gegrensd
v.v.t.
  1. was gegrensd
  2. was gegrensd
  3. was gegrensd
  4. waren gegrensd
  5. waren gegrensd
  6. waren gegrensd
o.t.t.t.
  1. zal grenzen
  2. zult grenzen
  3. zal grenzen
  4. zullen grenzen
  5. zullen grenzen
  6. zullen grenzen
o.v.t.t.
  1. zou grenzen
  2. zou grenzen
  3. zou grenzen
  4. zouden grenzen
  5. zouden grenzen
  6. zouden grenzen
diversen
  1. grens!
  2. grenst!
  3. gegrensd
  4. grenzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

grenzen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de grenzen (limieten)
    el límites

Vertaal Matrix voor grenzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
límites grenzen; limieten begrenzing; grens; limiet; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colindar con grenzen; grenzen aan
estar contiguo grenzen; grenzen aan
limitar grenzen; grenzen aan afgrenzen; begrenzen; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; toevoegen; van grenzen voorzien
lindar con grenzen; grenzen aan

Verwante woorden van "grenzen":


Wiktionary: grenzen


Cross Translation:
FromToVia
grenzen bordear abut — to border on

Verwante vertalingen van grens