Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. glooiend:
  2. glooien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor glooiend (Nederlands) in het Spaans

glooiend:

glooiend bijvoeglijk naamwoord

  1. glooiend (aflopend; flauw hellend)
    ondulado; inclinado; ondulante

Vertaal Matrix voor glooiend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inclinado aflopend; flauw hellend; glooiend bereid; bereidvaardig; de neiging hebbend; genegen; geneigd; gewillig; gezind; hellend; obsceen; schuin; schuin aflopend; steil; vies; vunzig; zedeloos
ondulado aflopend; flauw hellend; glooiend gegolfd; geribbeld; geribd; golvend; ribbelig
ondulante aflopend; flauw hellend; glooiend gegolfd; golfsgewijs; golvend; kabbelend

glooien:

glooien werkwoord (glooi, glooit, glooide, glooiden, geglooid)

  1. glooien (flauw hellend aflopend; vervallen; aflopen)
    inclinarse; declinar

Conjugations for glooien:

o.t.t.
  1. glooi
  2. glooit
  3. glooit
  4. glooien
  5. glooien
  6. glooien
o.v.t.
  1. glooide
  2. glooide
  3. glooide
  4. glooiden
  5. glooiden
  6. glooiden
v.t.t.
  1. heb geglooid
  2. hebt geglooid
  3. heeft geglooid
  4. hebben geglooid
  5. hebben geglooid
  6. hebben geglooid
v.v.t.
  1. had geglooid
  2. had geglooid
  3. had geglooid
  4. hadden geglooid
  5. hadden geglooid
  6. hadden geglooid
o.t.t.t.
  1. zal glooien
  2. zult glooien
  3. zal glooien
  4. zullen glooien
  5. zullen glooien
  6. zullen glooien
o.v.t.t.
  1. zou glooien
  2. zou glooien
  3. zou glooien
  4. zouden glooien
  5. zouden glooien
  6. zouden glooien
en verder
  1. is geglooid
  2. zijn geglooid
diversen
  1. glooi!
  2. glooit!
  3. geglooid
  4. glooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

glooien [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. glooien (flauw hellend aflopend)
    el inclinarse; el estar en declive

Vertaal Matrix voor glooien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estar en declive flauw hellend aflopend; glooien
inclinarse flauw hellend aflopend; glooien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
declinar aflopen; flauw hellend aflopend; glooien; vervallen afkeuren; aflopen; afschepen; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; begeven; declineren; flippen; verbuigen; vergaan; verkommeren; verlopen; verstrijken; vervallen; vervoegen; verwerpen; voorbijgaan; wegsturen
inclinarse aflopen; flauw hellend aflopend; glooien; vervallen buigen; eerbied tonen; hellen; krommen; naar voren staan; neerduiken; neigen; nijgen; overhangen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen; tenderen naar; voorover buigen; voorover hellen; voorover neigen; welven