Nederlands
Uitgebreide vertaling voor glimlach (Nederlands) in het Spaans
glimlach:
-
de glimlach (lachje; glimlachje)
Vertaal Matrix voor glimlach:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
risita | glimlach; glimlachje; lachje | |
sonrisa | glimlach; glimlachje; lachje | |
sonrisita | glimlach; glimlachje; lachje |
Verwante woorden van "glimlach":
Wiktionary: glimlach
glimlach
Cross Translation:
noun
-
een gelaatsuitdrukking die een geluidloze lach verraadt
- glimlach → sonrisa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• glimlach | → sonrisa | ↔ Lächeln — der Vorgang, bei dem lächeln wird |
• glimlach | → sonrisa | ↔ smile — a happy face expression using mouth, but without producing voice |
• glimlach | → sonrisa | ↔ sourire — action de sourire ou son résultat. |
glimlachen:
-
glimlachen (grijnzen)
sonreír; reírse por lo bajo; reírse entre dientes-
sonreír werkwoord
-
reírse por lo bajo werkwoord
-
reírse entre dientes werkwoord
-
Conjugations for glimlachen:
o.t.t.
- glimlach
- glimlacht
- glimlacht
- glimlachen
- glimlachen
- glimlachen
o.v.t.
- glimlachte
- glimlachte
- glimlachte
- glimlachten
- glimlachten
- glimlachten
v.t.t.
- heb geglimlacht
- hebt geglimlacht
- heeft geglimlacht
- hebben geglimlacht
- hebben geglimlacht
- hebben geglimlacht
v.v.t.
- had geglimlacht
- had geglimlacht
- had geglimlacht
- hadden geglimlacht
- hadden geglimlacht
- hadden geglimlacht
o.t.t.t.
- zal glimlachen
- zult glimlachen
- zal glimlachen
- zullen glimlachen
- zullen glimlachen
- zullen glimlachen
o.v.t.t.
- zou glimlachen
- zou glimlachen
- zou glimlachen
- zouden glimlachen
- zouden glimlachen
- zouden glimlachen
diversen
- glimlach!
- glimlacht!
- geglimlacht
- glimlachend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor glimlachen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
reírse entre dientes | glimlachen; grijnzen | ginnegappen; gniffelen; grinniken; heimelijk lachen; proesten |
reírse por lo bajo | glimlachen; grijnzen | fijntjes lachen; ginnegappen; gniffelen; gnuiven; grinniken; heimelijk lachen; proesten |
sonreír | glimlachen; grijnzen | toegrijnzen |
Verwante woorden van "glimlachen":
Verwante definities voor "glimlachen":
Wiktionary: glimlachen
glimlachen
Cross Translation:
verb
-
zacht onhoorbaar lachen
- glimlachen → sonreir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• glimlachen | → sonreír | ↔ lächeln — die Mundwinkel nach oben zu einem Grinsen ziehen und dabei (oft oder selten, je nach Person) den Mund leicht öffnen, wodurch man die Zahn sehen kann |
• glimlachen | → sonreír | ↔ smile — to have a smile on one's face |
• glimlachen | → sonreír | ↔ sourire — rire sans éclat, par un léger mouvement de la bouche et du visage. |