Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- getraind:
- trainen:
-
Wiktionary:
- trainen → entrenar, adiestrar, ejercitar
- trainen → entrenar, entrenarse
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor getraind (Nederlands) in het Spaans
getraind:
Vertaal Matrix voor getraind:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
en forma | blakend; fit; getraind; gezond | blakend van gezondheid; fit; florerend; gezond; welgesteld; welvarend; zonder ziekte |
entrenado | blakend; fit; getraind; gezond | bedreven; bekwaam; geoefend |
floreciente | blakend; fit; getraind; gezond | blakend; bloeiend; florerend; florissant; gebloemd; gezond; hooggekleurd; opbloeiend; toenemend in bloei; welgesteld; welvarend; zonder ziekte |
próspero | blakend; fit; getraind; gezond | bloeiend; fleurig; florerend; florissant; gelukkig; voorspoedig; voorspoedig verlopend; welgesteld; welvarend |
saludable | blakend; fit; getraind; gezond | blakend; gezond; gezondheids; heilzaam; zegenrijk; zonder ziekte |
getraind vorm van trainen:
-
trainen (oefenen; harden; coachen; bekwamen)
-
trainen (dier africhten; dresseren; africhten)
entrenar; amaestrar; domar; adiestrar; domesticar-
entrenar werkwoord
-
amaestrar werkwoord
-
domar werkwoord
-
adiestrar werkwoord
-
domesticar werkwoord
-
-
trainen (oefenen; ontwikkelen)
ejercer; ejercitarse; prepararse para-
ejercer werkwoord
-
ejercitarse werkwoord
-
prepararse para werkwoord
-
Conjugations for trainen:
o.t.t.
- train
- traint
- traint
- trainen
- trainen
- trainen
o.v.t.
- trainde
- trainde
- trainde
- trainden
- trainden
- trainden
v.t.t.
- heb getraind
- hebt getraind
- heeft getraind
- hebben getraind
- hebben getraind
- hebben getraind
v.v.t.
- had getraind
- had getraind
- had getraind
- hadden getraind
- hadden getraind
- hadden getraind
o.t.t.t.
- zal trainen
- zult trainen
- zal trainen
- zullen trainen
- zullen trainen
- zullen trainen
o.v.t.t.
- zou trainen
- zou trainen
- zou trainen
- zouden trainen
- zouden trainen
- zouden trainen
en verder
- ben getraind
- bent getraind
- is getraind
- zijn getraind
- zijn getraind
- zijn getraind
diversen
- train!
- traint!
- getraind
- trainend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor trainen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adiestrar | africhten; bekwamen; coachen; dier africhten; dresseren; harden; oefenen; trainen | |
amaestrar | africhten; dier africhten; dresseren; trainen | |
domar | africhten; dier africhten; dresseren; trainen | temmen |
domesticar | africhten; dier africhten; dresseren; trainen | temmen |
ejercer | oefenen; ontwikkelen; trainen | aanwenden; benutten; beoefenen; gebruik maken van; gebruiken; toepassen; uitoefenen |
ejercitar | bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen | |
ejercitarse | oefenen; ontwikkelen; trainen | oefenen; repeteren |
entrenar | africhten; dier africhten; dresseren; trainen | |
prepararse para | oefenen; ontwikkelen; trainen |