Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
canalla
|
geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
achterbaks persoon; bandiet; boef; boosdoener; booswicht; canaille; deugniet; fielt; gajes; gemenerik; guit; hoerenjong; klootzak; kuttenkop; lelijkerd; loeder; onverlaat; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rakker; schobbejak; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; snaak; snoodaard; soepzootje; stinkerd
|
chusma
|
geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
gajes; gepeupel; geteisem; grauw; janhagel; kliek; onderonsje; plebs; rapaille; uitvaagsel
|
cría
|
gebroed; gespuis
|
aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; broed; cultuur; dreumes; fok; fokkerij; gebroed; hummel; jong gedierte; kinderen; klein kind; kleintje; kroost; kweken; nageslacht; nakomelingen; peuter; reproductie; teelt; telgen; uk; verbouw; voortbrenging; voortplanting; worm; wurm
|
cultivo
|
gebroed; gespuis
|
aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; aanplanten; aanplanting; beplanting; bouwsel; bouwwerk; culture; cultuur; doen voorttelen; fok; fokken; fokkerij; gebouw; gewas; kweek; kweken; pand; plant; plantage; planten; poten; reproductie; teelgewas; teelt; telen; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting
|
escoria
|
geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
huisjesslak; ijzerslak; ijzerslakken; slak; uitvaagsel
|
gentuza
|
geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
gajes; gepeupel; grauw; plebs; rapaille; uitvaagsel
|
hampa
|
geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
gajes
|
nidada
|
gebroed; gespuis
|
broed; broedsel; gajes; gebroed; nest
|
plebe
|
geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
gajes; janhagel
|
populacho
|
geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
|
canaille; gajes
|
ventregada
|
gebroed; gespuis
|
gajes
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
canalla
|
|
achterbaks; boefachtig; boosaardig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; onedel; schurkachtig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals
|