Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- geregeld:
-
regelen:
- arreglar; organizar; iniciar; estructurar; poner; establecer; comenzar; construir; fundar; erigir; poner en pie; levantar; montar; formar; poner en orden; arreglarse; dirigir; ajustar; regular; sintonizar; solucionar; terminar; finalizar; tener acabado; tener listo
- organizar; regular; atonar; poner a tono
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor geregeld (Nederlands) in het Spaans
geregeld:
-
geregeld (regulier; regelmatig; op vaste tijden)
-
geregeld (georganiseerd)
organizado; agenciado; coordinado-
organizado bijvoeglijk naamwoord
-
agenciado bijvoeglijk naamwoord
-
coordinado bijvoeglijk naamwoord
-
-
geregeld (met vast ritme; regelmatig)
periódico; a menudo; varias veces; con frecuencia; frecuentemente; sistemático; regular; frecuente; muchas veces; habitualmente; metódico; usualmente; regulado; repetidamente-
periódico bijvoeglijk naamwoord
-
a menudo bijvoeglijk naamwoord
-
varias veces bijvoeglijk naamwoord
-
con frecuencia bijvoeglijk naamwoord
-
frecuentemente bijvoeglijk naamwoord
-
sistemático bijvoeglijk naamwoord
-
regular bijvoeglijk naamwoord
-
frecuente bijvoeglijk naamwoord
-
muchas veces bijvoeglijk naamwoord
-
habitualmente bijvoeglijk naamwoord
-
metódico bijvoeglijk naamwoord
-
usualmente bijvoeglijk naamwoord
-
regulado bijvoeglijk naamwoord
-
repetidamente bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor geregeld:
Synoniemen voor "geregeld":
Antoniemen van "geregeld":
Verwante definities voor "geregeld":
Wiktionary: geregeld
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• geregeld | → regularmente | ↔ regelmäßig — in festen örtlichen oder zeitlichen Abständen wiederholen |
• geregeld | → puntual; exacto; formal | ↔ régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme. |
geregeld vorm van regelen:
-
regelen (iets op touw zetten; arrangeren)
arreglar; organizar; iniciar; estructurar; poner; establecer; comenzar; construir; fundar; erigir; poner en pie; levantar; montar; formar-
arreglar werkwoord
-
organizar werkwoord
-
iniciar werkwoord
-
estructurar werkwoord
-
poner werkwoord
-
establecer werkwoord
-
comenzar werkwoord
-
construir werkwoord
-
fundar werkwoord
-
erigir werkwoord
-
poner en pie werkwoord
-
levantar werkwoord
-
montar werkwoord
-
formar werkwoord
-
-
regelen (schikken)
arreglar; poner en orden; arreglarse-
arreglar werkwoord
-
poner en orden werkwoord
-
arreglarse werkwoord
-
-
regelen (arrangeren; afspreken; bedisselen)
-
regelen (afstemmen; bijstellen; afstellen)
-
regelen (in orde maken; klaren; afdoen)
arreglar; solucionar; terminar; finalizar; tener acabado; tener listo-
arreglar werkwoord
-
solucionar werkwoord
-
terminar werkwoord
-
finalizar werkwoord
-
tener acabado werkwoord
-
tener listo werkwoord
-
Conjugations for regelen:
o.t.t.
- regel
- regelt
- regelt
- regelen
- regelen
- regelen
o.v.t.
- regelde
- regelde
- regelde
- regelden
- regelden
- regelden
v.t.t.
- heb geregeld
- hebt geregeld
- heeft geregeld
- hebben geregeld
- hebben geregeld
- hebben geregeld
v.v.t.
- had geregeld
- had geregeld
- had geregeld
- hadden geregeld
- hadden geregeld
- hadden geregeld
o.t.t.t.
- zal regelen
- zult regelen
- zal regelen
- zullen regelen
- zullen regelen
- zullen regelen
o.v.t.t.
- zou regelen
- zou regelen
- zou regelen
- zouden regelen
- zouden regelen
- zouden regelen
en verder
- is geregeld
diversen
- regel!
- regelt!
- geregeld
- regelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het regelen (organiseren)
-
het regelen (inregelen; afstemmen; instellen; afstellen)
Vertaal Matrix voor regelen:
Verwante woorden van "regelen":
Verwante definities voor "regelen":
Wiktionary: regelen
regelen
Cross Translation:
verb
-
zorgen dat het gebeurt
- regelen → arreglar; concertar; organizar; reglamentar; regular; regularizar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• regelen | → disponer | ↔ arrange — to set up, organise |
• regelen | → ocuparse; manejar | ↔ deal — handle, manage |
• regelen | → regular | ↔ regulate — adjust |
• regelen | → acomodar; adaptar; arreglar | ↔ accommoder — donner, procurer de la commodité. |
• regelen | → arreglar | ↔ arranger — arranger (transitive) (fr) |
• regelen | → disponer | ↔ disposer — arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable. |
• regelen | → organizar | ↔ organiser — disposer les parties d’un corps pour les fonctions auxquelles il destiner. |
• regelen | → arreglar | ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé. |
Computer vertaling door derden: