Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gelijkschakelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gelijkschakelen (Nederlands) in het Spaans

gelijkschakelen:

gelijkschakelen werkwoord (schakel gelijk, schakelt gelijk, schakelde gelijk, schakelden gelijk, gelijkgeschakeld)

  1. gelijkschakelen (afstemmen)
    sincronizar; adaptar

Conjugations for gelijkschakelen:

o.t.t.
  1. schakel gelijk
  2. schakelt gelijk
  3. schakelt gelijk
  4. schakelen gelijk
  5. schakelen gelijk
  6. schakelen gelijk
o.v.t.
  1. schakelde gelijk
  2. schakelde gelijk
  3. schakelde gelijk
  4. schakelden gelijk
  5. schakelden gelijk
  6. schakelden gelijk
v.t.t.
  1. heb gelijkgeschakeld
  2. hebt gelijkgeschakeld
  3. heeft gelijkgeschakeld
  4. hebben gelijkgeschakeld
  5. hebben gelijkgeschakeld
  6. hebben gelijkgeschakeld
v.v.t.
  1. had gelijkgeschakeld
  2. had gelijkgeschakeld
  3. had gelijkgeschakeld
  4. hadden gelijkgeschakeld
  5. hadden gelijkgeschakeld
  6. hadden gelijkgeschakeld
o.t.t.t.
  1. zal gelijkschakelen
  2. zult gelijkschakelen
  3. zal gelijkschakelen
  4. zullen gelijkschakelen
  5. zullen gelijkschakelen
  6. zullen gelijkschakelen
o.v.t.t.
  1. zou gelijkschakelen
  2. zou gelijkschakelen
  3. zou gelijkschakelen
  4. zouden gelijkschakelen
  5. zouden gelijkschakelen
  6. zouden gelijkschakelen
en verder
  1. is gelijkgeschakeld
  2. zijn gelijkgeschakeld
diversen
  1. schakel gelijk!
  2. schakelt gelijk!
  3. gelijkgeschakeld
  4. gelijkschakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gelijkschakelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sincronizar gelijkzetten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adaptar afstemmen; gelijkschakelen aanpassen; bijstellen; omschakelen; overschakelen; verbasteren; vervormen
sincronizar afstemmen; gelijkschakelen Synchroniseren; gelijkzetten; synchroniseren