Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gelasten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gelasten (Nederlands) in het Spaans

gelasten:

gelasten werkwoord (gelast, gelastte, gelastten, gelast)

  1. gelasten (verordonneren; opdragen; decreteren; )
    mandar; encargar; encomendar; ordenar; obligar; decretar; dar orden de
  2. gelasten (bevelen; opdragen; commanderen; )
    ordenar; mandar; decretar; dar orden de
  3. gelasten (gebieden; voorschrijven)
    decretar; mandar; fijar; estipular; ordenar; dictar
  4. gelasten (voorschrijven; bevelen; gebieden; dicteren)
    prescribir; ordenar; disponer; obligar; decretar; mandar; dictar

Conjugations for gelasten:

o.t.t.
  1. gelast
  2. gelast
  3. gelast
  4. gelasten
  5. gelasten
  6. gelasten
o.v.t.
  1. gelastte
  2. gelastte
  3. gelastte
  4. gelastten
  5. gelastten
  6. gelastten
v.t.t.
  1. heb gelast
  2. hebt gelast
  3. heeft gelast
  4. hebben gelast
  5. hebben gelast
  6. hebben gelast
v.v.t.
  1. had gelast
  2. had gelast
  3. had gelast
  4. hadden gelast
  5. hadden gelast
  6. hadden gelast
o.t.t.t.
  1. zal gelasten
  2. zult gelasten
  3. zal gelasten
  4. zullen gelasten
  5. zullen gelasten
  6. zullen gelasten
o.v.t.t.
  1. zou gelasten
  2. zou gelasten
  3. zou gelasten
  4. zouden gelasten
  5. zouden gelasten
  6. zouden gelasten
en verder
  1. ben gelast
  2. bent gelast
  3. is gelast
  4. zijn gelast
  5. zijn gelast
  6. zijn gelast
diversen
  1. gelast!
  2. gelast!
  3. gelast
  4. gelastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gelasten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fijar vastzetten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar orden de bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
decretar bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven aanvoeren; afkondigen; bevel voeren over; commanderen; decreteren; leiden; leidinggeven; ordonneren; verordenen; verordineren
dictar bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven dicteren; ingeven; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
disponer bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven arrangeren; doordrijven; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren
encargar bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren aanbesteden; belasten; bestellen; instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen; orderen; uitbesteden; voorbestellen; vooruitbestellen
encomendar bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen
estipular gebieden; gelasten; voorschrijven bepalen; contracteren; determineren; stipuleren; vastleggen; vaststellen
fijar gebieden; gelasten; voorschrijven aan elkaar bevestigen; aanhechten; bepalen; betrappen; bevestigen; determineren; ergens aan bevestigen; fiksen; goedmaken; hechten; herstellen; iets vastkleven; kleven; maken; pinnen; plaats toekennen; plaatsen; plakken; rechtzetten; repareren; snappen; spelden; vastbinden; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vaststellen; vastzetten; verbinden; verzekeren
mandar bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven aanvoeren; afgeven; afleveren; beheersen; belasten; bestellen; besturen; bevel voeren over; bezorgen; brengen; capituleren; commanderen; de overhand hebben; doen toekomen; doordrijven; heerschappij voeren; heersen; heersen over; iem. iets sturen; instructie geven; instrueren; insturen; inzenden; leiden; leiding geven; leidinggeven; machtiger zijn; majoreren; managen; onderwerpen; ontheffen; ontslaan; opdracht geven; opdragen; opgeven; opsturen; overgeven; overhandigen; overheersen; overmaken; posten; sturen; thuisbezorgen; toezenden; uitleveren; uitsturen; versturen; verzenden; voorzitten; wegsturen; wegzenden; zenden; zich overgeven
obligar bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven afdwingen; dwingen; forceren; noodzaken tot; opdwingen
ordenar bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven aanvoeren; afdoen; afhandelen; afkondigen; arrangeren; belasten; bergen; beslechten; bevel voeren over; classificeren; commanderen; decreteren; dwingen; ficheren; forceren; groeperen; indelen; instructie geven; instrueren; klusje opknappen; klussen; leiden; leidinggeven; op orde brengen; opdracht geven; opdragen; opknappen; opruimen; ordenen; ordonneren; rangeren; rangordenen; rangschikken; renoveren; restaureren; schiften; sorteren; systematiseren; twist uit de weg ruimen; uitzoeken; verordenen; verordineren
prescribir bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven dicteren; een brief dicteren

Wiktionary: gelasten


Cross Translation:
FromToVia
gelasten mandar; ordenar; encargar commander — Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général).