Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. geconverteerd:
  2. converteren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geconverteerd (Nederlands) in het Spaans

geconverteerd:

geconverteerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geconverteerd (omgezet)
    convertido

Vertaal Matrix voor geconverteerd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
convertido geconverteerd; omgezet herleid; veranderd; vertaald

geconverteerd vorm van converteren:

converteren werkwoord (converteer, converteert, converteerde, converteerden, geconverteerd)

  1. converteren (omzetten; verwisselen)
  2. converteren
    convertir

Conjugations for converteren:

o.t.t.
  1. converteer
  2. converteert
  3. converteert
  4. converteren
  5. converteren
  6. converteren
o.v.t.
  1. converteerde
  2. converteerde
  3. converteerde
  4. converteerden
  5. converteerden
  6. converteerden
v.t.t.
  1. heb geconverteerd
  2. hebt geconverteerd
  3. heeft geconverteerd
  4. hebben geconverteerd
  5. hebben geconverteerd
  6. hebben geconverteerd
v.v.t.
  1. had geconverteerd
  2. had geconverteerd
  3. had geconverteerd
  4. hadden geconverteerd
  5. hadden geconverteerd
  6. hadden geconverteerd
o.t.t.t.
  1. zal converteren
  2. zult converteren
  3. zal converteren
  4. zullen converteren
  5. zullen converteren
  6. zullen converteren
o.v.t.t.
  1. zou converteren
  2. zou converteren
  3. zou converteren
  4. zouden converteren
  5. zouden converteren
  6. zouden converteren
en verder
  1. is geconverteerd
  2. zijn geconverteerd
diversen
  1. converteer!
  2. converteert!
  3. geconverteerd
  4. converterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor converteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cambiar converteren; omzetten; verwisselen Wisselen; aflossen; afwisselen; amenderen; fluctueren; hernieuwen; herstellen; herzien; iets omdraaien; inruilen; inwisselen; kenteren; modificeren; omkeren; omruilen; omwerken; omwisselen; omzwaaien; overstappen; remplaceren; renoveren; restaureren; ruilen; variëren; veranderen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen; wijzigen; wisselen
cambiar de sitio converteren; omzetten; verwisselen disloqueren; iets verplaatsen; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
cambiar por converteren; omzetten; verwisselen aflossen; afwisselen; herzien; remplaceren; veranderen; vernieuwen; vervangen; verwisselen; wijzigen
canjear por converteren; omzetten; verwisselen
conmutar converteren; omzetten; verwisselen iets omdraaien; omkeren; omschakelen; overschakelen
convertir converteren; omzetten; verwisselen afwisselen; amenderen; bekeren; herleiden; herzien; iets omdraaien; modificeren; ombouwen; omkeren; omrekenen; omwerken; terugvoeren; veranderen; verwisselen; wijzigen
reconstruir converteren; omzetten; verwisselen herbouwen; opnieuw bouwen; opnieuw laten afspelen; reconstrueren; verbouwen; vertimmeren