Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gebrek hebben (Nederlands) in het Spaans
gebrek hebben:
gebrek hebben werkwoord (heb gebrek, hebt gebrek, heeft gebrek, had gebrek, hadden gebrek, gebrek gehad)
-
gebrek hebben
echar en falta; tener en falta; echar en falta de; arrancar; carecer de; acuciar; matarse trabajando; tener en falta de; tener escasez de; estar acostados en posición curva; tener escasez-
echar en falta werkwoord
-
tener en falta werkwoord
-
echar en falta de werkwoord
-
arrancar werkwoord
-
carecer de werkwoord
-
acuciar werkwoord
-
matarse trabajando werkwoord
-
tener en falta de werkwoord
-
tener escasez de werkwoord
-
estar acostados en posición curva werkwoord
-
tener escasez werkwoord
-
Conjugations for gebrek hebben:
o.t.t.
- heb gebrek
- hebt gebrek
- heeft gebrek
- hebben gebrek
- hebben gebrek
- hebben gebrek
o.v.t.
- had gebrek
- had gebrek
- had gebrek
- hadden gebrek
- hadden gebrek
- hadden gebrek
v.t.t.
- heb gebrek gehad
- hebt gebrek gehad
- heeft gebrek gehad
- hebben gebrek gehad
- hebben gebrek gehad
- hebben gebrek gehad
v.v.t.
- had gebrek gehad
- had gebrek gehad
- had gebrek gehad
- hadden gebrek gehad
- hadden gebrek gehad
- hadden gebrek gehad
o.t.t.t.
- zal gebrek hebben
- zult gebrek hebben
- zal gebrek hebben
- zullen gebrek hebben
- zullen gebrek hebben
- zullen gebrek hebben
o.v.t.t.
- zou gebrek hebben
- zou gebrek hebben
- zou gebrek hebben
- zouden gebrek hebben
- zouden gebrek hebben
- zouden gebrek hebben
diversen
- heb gebrek!
- gebrek gehad
- gebrek hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze