Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. geboden:
  2. gebieden:
  3. bieden:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geboden (Nederlands) in het Spaans

geboden:

geboden bijvoeglijk naamwoord

  1. geboden
    ofrecido; que impone; imperioso

Vertaal Matrix voor geboden:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imperioso geboden bazig; belerend; dwingend; frikkerig; gebiedend; gelastend; heerszuchtig; imperatief; ingebeeld; overheersend; pedant; schoolmeesterachtig; vereisend; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
ofrecido geboden
que impone geboden

geboden vorm van gebieden:

gebieden werkwoord (gebied, gebiedt, gebood, geboden, geboden)

  1. gebieden (voorschrijven; gelasten)
    decretar; mandar; fijar; estipular; ordenar; dictar
  2. gebieden (verordonneren; opdragen; decreteren; )
    mandar; encargar; encomendar; ordenar; obligar; decretar; dar orden de
  3. gebieden (bevelen; gelasten; opdragen; )
    ordenar; mandar; decretar; dar orden de
  4. gebieden (gelasten; voorschrijven; bevelen; dicteren)
    prescribir; ordenar; disponer; obligar; decretar; mandar; dictar

Conjugations for gebieden:

o.t.t.
  1. gebied
  2. gebiedt
  3. gebiedt
  4. gebieden
  5. gebieden
  6. gebieden
o.v.t.
  1. gebood
  2. gebood
  3. gebood
  4. geboden
  5. geboden
  6. geboden
v.t.t.
  1. heb geboden
  2. hebt geboden
  3. heeft geboden
  4. hebben geboden
  5. hebben geboden
  6. hebben geboden
v.v.t.
  1. had geboden
  2. had geboden
  3. had geboden
  4. hadden geboden
  5. hadden geboden
  6. hadden geboden
o.t.t.t.
  1. zal gebieden
  2. zult gebieden
  3. zal gebieden
  4. zullen gebieden
  5. zullen gebieden
  6. zullen gebieden
o.v.t.t.
  1. zou gebieden
  2. zou gebieden
  3. zou gebieden
  4. zouden gebieden
  5. zouden gebieden
  6. zouden gebieden
en verder
  1. ben geboden
  2. bent geboden
  3. is geboden
  4. zijn geboden
  5. zijn geboden
  6. zijn geboden
diversen
  1. gebied!
  2. gebiedt!
  3. geboden
  4. gebiedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gebieden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fijar vastzetten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar orden de bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
decretar bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven aanvoeren; afkondigen; bevel voeren over; commanderen; decreteren; leiden; leidinggeven; ordonneren; verordenen; verordineren
dictar bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven dicteren; ingeven; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
disponer bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven arrangeren; doordrijven; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren
encargar bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren aanbesteden; belasten; bestellen; instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen; orderen; uitbesteden; voorbestellen; vooruitbestellen
encomendar bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen
estipular gebieden; gelasten; voorschrijven bepalen; contracteren; determineren; stipuleren; vastleggen; vaststellen
fijar gebieden; gelasten; voorschrijven aan elkaar bevestigen; aanhechten; bepalen; betrappen; bevestigen; determineren; ergens aan bevestigen; fiksen; goedmaken; hechten; herstellen; iets vastkleven; kleven; maken; pinnen; plaats toekennen; plaatsen; plakken; rechtzetten; repareren; snappen; spelden; vastbinden; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vaststellen; vastzetten; verbinden; verzekeren
mandar bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven aanvoeren; afgeven; afleveren; beheersen; belasten; bestellen; besturen; bevel voeren over; bezorgen; brengen; capituleren; commanderen; de overhand hebben; doen toekomen; doordrijven; heerschappij voeren; heersen; heersen over; iem. iets sturen; instructie geven; instrueren; insturen; inzenden; leiden; leiding geven; leidinggeven; machtiger zijn; majoreren; managen; onderwerpen; ontheffen; ontslaan; opdracht geven; opdragen; opgeven; opsturen; overgeven; overhandigen; overheersen; overmaken; posten; sturen; thuisbezorgen; toezenden; uitleveren; uitsturen; versturen; verzenden; voorzitten; wegsturen; wegzenden; zenden; zich overgeven
obligar bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven afdwingen; dwingen; forceren; noodzaken tot; opdwingen
ordenar bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven aanvoeren; afdoen; afhandelen; afkondigen; arrangeren; belasten; bergen; beslechten; bevel voeren over; classificeren; commanderen; decreteren; dwingen; ficheren; forceren; groeperen; indelen; instructie geven; instrueren; klusje opknappen; klussen; leiden; leidinggeven; op orde brengen; opdracht geven; opdragen; opknappen; opruimen; ordenen; ordonneren; rangeren; rangordenen; rangschikken; renoveren; restaureren; schiften; sorteren; systematiseren; twist uit de weg ruimen; uitzoeken; verordenen; verordineren
prescribir bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven dicteren; een brief dicteren

bieden:

bieden werkwoord (bied, biedt, bood, boden, geboden)

  1. bieden
    ofrecer

Conjugations for bieden:

o.t.t.
  1. bied
  2. biedt
  3. biedt
  4. bieden
  5. bieden
  6. bieden
o.v.t.
  1. bood
  2. bood
  3. bood
  4. boden
  5. boden
  6. boden
v.t.t.
  1. heb geboden
  2. hebt geboden
  3. heeft geboden
  4. hebben geboden
  5. hebben geboden
  6. hebben geboden
v.v.t.
  1. had geboden
  2. had geboden
  3. had geboden
  4. hadden geboden
  5. hadden geboden
  6. hadden geboden
o.t.t.t.
  1. zal bieden
  2. zult bieden
  3. zal bieden
  4. zullen bieden
  5. zullen bieden
  6. zullen bieden
o.v.t.t.
  1. zou bieden
  2. zou bieden
  3. zou bieden
  4. zouden bieden
  5. zouden bieden
  6. zouden bieden
diversen
  1. bied!
  2. biedt!
  3. geboden
  4. biedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bieden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ofrecer bieden aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; beloven; geven; indienen; laten zien; offeren; offreren; opgeven; opofferen; overgeven; overhandigen; presenteren; prijsgeven; toesteken; toezeggen; tonen; uitloven; voorleggen

Antoniemen van "bieden":


Verwante definities voor "bieden":

  1. geven1
    • ze hebben hulp geboden1
  2. zeggen dat je het wilt betalen1
    • hij bood 1000 gulden voor die auto1

Wiktionary: bieden


Cross Translation:
FromToVia
bieden proponer; ofrecer proposermettre en avant, de vive voix ou par écrit, pour qu’on l’examiner, pour qu’on en délibérer.