Nederlands
Uitgebreide vertaling voor geïsoleerd (Nederlands) in het Spaans
geïsoleerd:
-
geïsoleerd (vrijstaand; alleenstaand; apart; afzonderlijk; op zichzelf staand; op zich; separaat; losstaand)
separado; aparte; aislado; suelto; independiente; desmarcado; individual-
separado bijvoeglijk naamwoord
-
aparte bijvoeglijk naamwoord
-
aislado bijvoeglijk naamwoord
-
suelto bijvoeglijk naamwoord
-
independiente bijvoeglijk naamwoord
-
desmarcado bijvoeglijk naamwoord
-
individual bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor geïsoleerd:
Verwante woorden van "geïsoleerd":
Wiktionary: geïsoleerd
isoleren:
-
isoleren (afzijdig stellen)
-
isoleren (gevangen zetten; opsluiten; interneren)
-
isoleren (afzonderen; afscheiden; afsplitsen)
aislar; escindir; poner aparte; separar; apartar; incomunicar; bifurcarse; alejar de-
aislar werkwoord
-
escindir werkwoord
-
poner aparte werkwoord
-
separar werkwoord
-
apartar werkwoord
-
incomunicar werkwoord
-
bifurcarse werkwoord
-
alejar de werkwoord
-
-
isoleren (apart zetten; afzonderen)
aislar; guardar; separar; apartar; poner aparte-
aislar werkwoord
-
guardar werkwoord
-
separar werkwoord
-
apartar werkwoord
-
poner aparte werkwoord
-
-
isoleren (koudebestendig maken)
Conjugations for isoleren:
o.t.t.
- isoleer
- isoleert
- isoleert
- isoleren
- isoleren
- isoleren
o.v.t.
- isoleerde
- isoleerde
- isoleerde
- isoleerden
- isoleerden
- isoleerden
v.t.t.
- heb geïsoleerd
- hebt geïsoleerd
- heeft geïsoleerd
- hebben geïsoleerd
- hebben geïsoleerd
- hebben geïsoleerd
v.v.t.
- had geïsoleerd
- had geïsoleerd
- had geïsoleerd
- hadden geïsoleerd
- hadden geïsoleerd
- hadden geïsoleerd
o.t.t.t.
- zal isoleren
- zult isoleren
- zal isoleren
- zullen isoleren
- zullen isoleren
- zullen isoleren
o.v.t.t.
- zou isoleren
- zou isoleren
- zou isoleren
- zouden isoleren
- zouden isoleren
- zouden isoleren
en verder
- ben geïsoleerd
- bent geïsoleerd
- is geïsoleerd
- zijn geïsoleerd
- zijn geïsoleerd
- zijn geïsoleerd
diversen
- isoleer!
- isoleert!
- geïsoleerd
- isolerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor isoleren:
Synoniemen voor "isoleren":
Verwante definities voor "isoleren":
Wiktionary: isoleren
isoleren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• isoleren | → aislar | ↔ isolate — transitive: to set apart or cut off from others |
• isoleren | → aislar | ↔ isolieren — etwas oder jemanden von seiner Umgebung abtrennen |
• isoleren | → aislar | ↔ isolieren — ein Teil von einer Menge trennen |
• isoleren | → aislar | ↔ isolieren — ein Argument oder einen Standpunkt für sich allein betrachten |
• isoleren | → aislar | ↔ isoler — séparer un lieu ou un objet de ce qui l’entoure. |